top of page

HET HUISJE AAN HET MEER

​

​

I.

 

​

Hier ben ik veilig, dacht Waymon en keek uit over het meer dat zich voor hem uitstrekte. Hij wist zelf nauwelijks waar hij was en hoe hij hier was terechtgekomen, dus wie het ook op hem voorzien had zou deze plek nooit vinden. Tenzij degene die het op hem voorzien had hem had gevolgd. Die kans achtte hij te verwaarlozen, hij had immers een onnavolgbare route gereden, zigzag door het land, dwars door steden en wijken, bochtige eenrichtingsstraatjes nemend en woonerven doorkruisend, om toevallig terecht te komen voor de deur van een dorpsmakelaar, waar hij cash dit vakantiehuisje aan het meer gehuurd had voor een periode van twee weken met een optie op verlenging. Het was buiten het seizoen, de herfstvakantie was voorbij en de kerstvakantie moest nog beginnen. De weg naar het huisje liep dwars door een bos, volgens de juffrouw op het makelaarskantoor de enige verharde weg naar het huisje, dat geïsoleerd lag ingeklemd tussen bos, moeras en een groot meer, waar hij nu over uitkeek. Het was laat in de avond dus hij zag het water helemaal niet vanuit het terrasje met de houten stoelen waar hij was gaan zitten nadat hij het huisje had verkend, de open haard had aangestoken en een Lagavulin islay single malt die hij ergens onderweg had gekocht, had ingeschonken. Ondanks het windstille vriesweer voelde hij dat er een groot oppervlak aan water vlakbij was. Hij zat op het terrasje in een houten stoel, dronk whisky, rookte een sigaar die hij in de tabakswinkel naast de slijter had gekocht, een dikke zware Davidoff Nicaragua Toro van bijna vijftien euro, keek uit over het onzichtbare meer en dacht: “Hier ben ik veilig.”

Voor het eerst in weken sliep hij de hele nacht door, zonder zijn gewoonlijke nachtelijke vieruurplasonderbreking. Toen hij zijn ogen opende zag hij dat het licht was, dat de zon leek te schijnen, maar zeker weten deed hij het niet want zijn raam was bedekt met ijsbloemen. Een keiharde erectie wees op een overvolle blaas maar hij twijfelde of hij op zou staan om naar het toilet te gaan of dat hij de gelegenheid zou benutten om zich af te trekken. Het was lang geleden dat zijn lid nog enig teken van leven had getoond. Hij besloot toch op te staan maar omdat zijn lid fier overeind bleef staan en hij dus onmogelijk in de pot kon mikken liep hij na zijn schoenen te hebben aangetrokken naar buiten en ledigde zijn blaas in de vrije natuur. Hoewel het vroor voelde hij zich prettig in enkel een shirt en maakte een wandeling rond het huis. Pas toen hij weer binnen was, kleren had aangetrokken en een nieuw blok hout in de haard had gegooid kreeg hij het koud.

Hij at een broodje kaas van gisteren dat was overgebleven en dronk een glas water gevolgd door een slok whisky. Daarna haalde hij de half opgerookte sigaar uit de asbak en stak hem aan. Een uur later stapte hij in de auto en reed de lange verharde weg naar het dorp om boodschappen te doen. Hij kocht genoeg voor een week. Niet dat hij bang was hier in de omgeving zijn gezicht te laten zien, hij wist dat hij degene die het op hem voorzien had niet tegen het lijf kon lopen, hoewel hij zich er niet bewust van zou zijn als dat inderdaad gebeurde omdat hij zijn vermeende belager niet kende, maar omdat hij er behoefte aan had een poos helemaal alleen te zijn. Zonder concentratieverlies kon hij nu gaan werken aan het filmscenario waar een bevriend producent hem een jaar geleden om had gevraagd en dat zich sindsdien in zijn hoofd veelbelovend aan het ontwikkelen was maar waar hij nog geen letter van op papier had gezet. Inmiddels was het scenario in zijn hoofd zo uitgedijd dat hij zich begon af te vragen of het schrift dat hij in de lectuurwinkel aan de andere kant naast de slijterij van die uitstekende whisky gekocht had dik genoeg was. En of de twee balpennen die hij bij zich had voldoende inkt bevatten. Hij moest er om lachen. Alsof papier en pennen moeilijk te verkrijgen artikelen waren. Alsof hij niet al zijn geld van de bank had gehaald en dus nu in zijn tas niet genoeg zat om het een half jaar zonder andere inkomsten te kunnen stellen. Zijn plan was om over drie maanden een eerste versie klaar te hebben, die op te sturen naar zijn producent en een voorschot te vragen. Hoewel zijn verblijf hier een noodoplossing was om uit handen van zijn belager te blijven kwam het hem niettemin goed uit en had hij onderweg, toen hij nog niet wist waar hij heen ging, een planning gemaakt. Zijn hoofd zat zo vol, met zijn scenario dat de complete Odyssee tot een Nesciaanse novelle reduceerde en met zorgen omtrent degene die het op hem voorzien had, dat hij de auto langs de weg parkeerde en op de achterkant van een envelop een schema met tijdlijn opzette, bang dat nieuwe informatie tot verlies van bestaande, reeds opgeslagen gegevens zou leiden.

Hij plaatste de van thuis meegebrachte ghettoblaster in een hoek en zette het selecte stapeltje cd’s waar hij het de hele schrijfperiode mee wilde gaan doen ernaast: de hele Années de Pèlerinage van Franz Liszt, de Gran Partita van Wolfgang Amadeus Mozart, een box met het complete werk van Steve Reich en, voor als het werk van de dag erop zat en hij zichzelf zou toestaan in de luie fauteuil plaats te nemen met een glas 16 jaar oude Lagavulin en een Nicaragua Toro, een box met alle Village Vanguard opnames van John Coltrane en The Lagos Music Salon van de Rwandees-Amerikaanse zangeres Somi.

Het nog maagdelijke schrift en de twee pennen legde hij op de keukentafel, die hij voor het raam met uitzicht op het moerassige veen in het westen had neergezet en die dienst ging doen als bureau. De tafel die standaard in de huiskamer stond reserveerde hij voor zijn maaltijden. Hij schoof een houten keukenstoel voor zijn nieuwe werkplek en ging zitten. Hij sloeg het schrift open, streek met zijn duim de kaft plat en pakte de rode quasi-ergonomisch gevormde pen op. Het werk kon beginnen. Hij hoefde maar op te schrijven wat in zijn hoofd zat. Omdat hij echter geen uitgangspunt kon vinden vanwaaruit hij verder kon werken bleek dat moeilijker dan verwacht. Toen hij twee dagen naar een blanco schrift had zitten staren bedacht hij dat met een schematische opzet structuur kon worden aangebracht, maar na enkele pogingen bleek hij slechts nevenzaken en subplots te hebben opgeschreven en was hij niet dichter bij de kern gekomen. Bij de vijfde poging tot schematiseren ontdekte hij tot zijn schrik dat het andere compartiment van zijn overvolle hoofd een verbinding had gecreëerd en een weg had gevonden naar zijn scenario. Degene die het op hem voorzien had deed zijn intrede in het verhaal. Dat paste helemaal niet! De producent en hij waren overeengekomen dat hij een filosofisch verhaal zou schrijven, want daarin waren de productie-maatschappij, de daaraan gelieerde filmdistributeur en de omroep die de uitzendrechten bezat gespecialiseerd en daarvoor was budget geoormerkt.

Het zou gaan over de existentiële crisis van een vrouw met twee kleine dochters en een man die (tijdelijk?) uit beeld was. Daar paste geen bedreigend mysterieus figuur bij. Toch drong precies zo’n personage zich als een Jungiaanse Animus aan het verhaal op. Hij trachtte het personage te vervrouwelijken tot de Anima van zijn protagonist, maar dat lukte hem niet. Degene die het op hem voorzien had was een man en kon niet ten behoeve van zijn fictieverhaal getransformeerd worden, ondanks het hoogst speculatieve gehalte van het gehele gedachte-experiment. Hij kon zijn eigen fantasie niet naar zijn hand zetten was de veront-rustende conclusie die hij hevig transpirerend trok.

Toen hij vervolgens om enige klaarheid in zijn hoofd af te dwingen een wandeling ging maken nam hij voor de zekerheid het schrift en de pennen mee. Hij wilde te allen tijde iets bij de hand hebben om zijn gedachtes op vast te leggen. Enkel opslaan in zijn hoofd was te onbetrouwbaar gebleken.

Gelukkig had hij in het opberghok rubber laarzen gevonden in allerlei maten want het gebied was ondanks de vorst drassig. Sowieso was het laagje ijs te dun om gewicht te dragen dus bij elke stap die hij zette tussen de fier met hun sigaarvormige bloemen pronkende grote lisdodde en pollen vergraste heide brak het ijs en zakte hij een paar centimeter in de drab. Oppassen dat het niet plotseling te diep werd. Het lukte hem zonder weg te zakken de berkenbosrand te bereiken. Plotseling hoorde hij een harde knal. Het kwam uit de diepte van het bos. Het leek op een geweerschot. Zouden er jagers rondlopen? Het was diep in het najaar, was het dan jachtseizoen? Voor de zekerheid ging hij op zijn hurken achter een boom zitten en keek tussen het kreupelhout door, zoekend naar beweging. Toen hij na een poos in de verte iets groenbruins zag opdoemen wilde hij opstaan en roepen maar hij was inmiddels zo verkleumd en zijn spieren zo verstijfd dat hij maar nauwelijks omhoog kwam. Hij riep “Hallo!” terwijl hij nog maar half overeind stond. Er werd teruggeroepen. Toen hij eindelijk helemaal rechtop stond stak hij beide armen in de lucht en zwaaide. Er werd niet geschoten. De groenbruine beweger bleek inderdaad een in camouflagekleren gestoken jager te zijn. Aan een touw sleepte hij een dood zwijn achter zich aan. In zijn andere hand hield hij een jachtgeweer, de dubbele loop naar de grond gericht.

“Je bent niet van hier,” begroette de jager hem.

Hij schudde zijn hoofd.

“Je zit in dat vakantiehuisje?”

Hij knikte.

“Vreemde tijd van het jaar om daar te zitten.”

Hij haalde zijn schouders op.

“Je bevindt je midden in jachtgebied. Het is hier gevaarlijk.”

“Dat wist ik niet.”

“Natuurlijk vertelt de eigenaar dat niet, want dan zou niemand het huren. Als je per se hier wilt rondlopen zorg dan dat je goed zichtbaar bent. Trek gele of oranje kleren aan, het liefst van dat reflecterende spul.”

“Ik zal er aan denken.”

“Ik ben niet de enige die hier rondloopt met een geweer. En sommigen hebben zwaarder geschut dan ik,” zei hij en draaide zich om en liep terug het bos in.

Waymon zette er stevig de pas in, schichtig als een hert reagerend op elk geluid dat hij hoorde en op elke beweging die hij vanuit zijn ooghoeken in de verte meende te zien; onbedoelde bijprooi te zijn van een zwijnenjagende hillbilly achtte hij een te prozaïsch einde voor zichzelf.

De volgende dag reed hij naar het dorp om in de bibliotheek online een kogelvrij vest en een gele oliejas te kopen, die hij na een plezierig gesprekje met de bibliothecaresse bij overhandiging van het te betalen bedrag onder rembours in de bibliotheek kon laten bezorgen. Ook zond hij vanuit de voor publiek toegankelijke pc een mailtje naar de producent met de mededeling dat hij ergens een afgezonderd huisje had gehuurd om rustig en zonder afgeleid te worden aan het scenario te kunnen werken. Hij wist wat het antwoord zou zijn, hij kende de producent maar al te goed. Hij zou een foto van The Shining retour krijgen.

Nu hij toch in het dorp was besloot hij het al wandelend nader te verkennen. Het was groot genoeg voor een winkelcentrum waar alle dagelijkse benodigdheden gekocht konden worden. Bovendien stond er dus een bibliotheek en waren er drie restaurants: de onvermijdelijke chinees, een pizzeria en eentje waar vermoedelijk het in de buurt geschoten wild aan de achterdeur ingekocht werd om daarna als dagschotel op het menu te verschijnen. Ook was er een wasserette, hetgeen hem verbaasde. In zijn eigen stad zag hij voornamelijk studenten en immigranten hiervan gebruik maken en hij meende te kunnen constateren dat beide groepen in dit dorp nauwelijks vertegenwoordigd waren. Het kwam hem in elk geval goed uit want in zijn huisje stond geen wasmachine.

Omdat het geploeter van gisteravond en vanmorgen hem duidelijk had gemaakt dat vandaag niets productiefs uit zijn pen zou vloeien en hij dacht dat hij door het scenario rust te gunnen misschien een verdere penetratie van degene die het op hem voorzien had kon voorkomen had hij geen haast en bekeek op zijn gemak het dorp. Middels een flinke wandeling verkende hij het grootste deel van het dorp. Behalve dat een kantoorboekhandel ontbrak was er niets over te melden. Zelfs van een toeristische opleving om er ten minste gedurende de zomer een dorp vol leven van te maken kon hij geen aanwijzingen vinden. Ook ’s zomers overheerste hier schijnbaar het gezapige plattelandsleven.

Nieuwsgierig of het gisteren geschoten wilde zwijn vandaag al op de menukaart zou verschijnen ging hij naar het restaurant om te eten. Alles binnen, van interieur en aankleding tot de aanwezige mensen, was bruin. Hij had nooit geweten dat er zoveel tinten bruin waren. Een enkel groen of oker accent vervolledigde het kleurenpalet. Zich ervan bewust dat de hele clientèle naar hem keek en elkaar toefluisterde dat hij al de hele dag door het dorp banjerde; dat een van hen wist te melden dat die snuiter gisteren in het bos bijna neergeschoten was door zijn zwager of overbuurman, ging hij zitten aan een tafeltje dicht bij de deur. De barkeeper kwam naar hem toe. Aan zijn voorkomen te zien was hij degene die verantwoordelijk was voor de kleurstelling van het etablissement.

“Kan ik wat eten?”

De man wees naar het bord bij de ingang en zei: “De keuken gaat over een half uur open.”

“Dan doe maar eerst een biertje.”

“Ik heb alleen pils en oud bruin,” zei de barkeeper en voegde eraan toe: “We zijn hier niet zo van die fratsen met speciale biertjes.”

Waymon ging niet in op de ondertoon die impliceerde dat hij als stadse gast een voorkeur zou hebben voor een tripel of herfstbok en zei: “Pils is precies waar ik zin in heb.”

De man wist hoe een pils te tappen, met een stevige kraag van perfecte dikte. Waymon nam net de laatste slok van zijn tweede pilsje toen de inmiddels aan haar dienst begonnen serveerster hem de menukaart kwam brengen. Ze was binnengekomen in een lange donkerrode wollen jas en zwarte leren laarzen die ergens onder de jas ophielden, en een gebreide zwarte baret op haar vlassige blonde haar en verdween na een vluchtige begroeting van de barkeeper en de stamgasten aan de toog door de deur naast het toilet, waarop ‘privé’ stond. Een kwartier later kwam ze naar buiten als iemand anders; als iemand die wel hier thuishoorde. Had haar initiële begroeting nog gesuggereerd dat ze weinig op had met haar baas en de aanwezige gasten, in haar serveerstersoutfit gedroeg ze zich van meet af aan als deel van de dorpsfamilie. Maar toen ze hem het menu overhandigde maakte ze hem op zo’n subtiele manier dat hij er niet de vinger op kon leggen duidelijk dat ze er niet bij hoorde, zodat hij zich meteen begon af te vragen hoe ze hier beland was. Haar uitstraling was werelds, kosmopolitisch bijna, en als hij goed oplette kon hij zien dat ze zich allesbehalve gedienstig gedroeg tegenover de barkeeper en de nauwelijks verhulde ambigue opmerkingen van de stamgasten aan de bar met nog minder verhulde minachting tegemoet trad; tegen hem was ze echter vriendelijk.

Hij bekeek de kaart en vond slechts Hollandse pot met een lap vlees of, inderdaad, wildschotels: ree, wild zwijn, haas, gevogelte. Hij wenkte de serveerster.

“Kan ik iets krijgen zonder vlees?”

Ze schudde haar hoofd.

“Ik neem zelf altijd de eieren met champignons. Dat is het enige zonder vlees,” zei ze met berusting in haar stem maar tegelijkertijd verheugd een zielsverwant gevonden te hebben. Hij knikte en glimlachte naar haar ter bevestiging van hun verbondenheid.

“Ik heet Billie,” zei ze.

“Waymon.”

“Wil je er patat bij, Waymon?”

“Lekker. Met mayo en curry.”

“En nog een pilsje?”

Hij knikte. Ze bracht hem het pilsje.

“Waarom ben je hier?” vroeg ze.

“Hoe bedoel je? Heb ik er een speciale reden voor nodig?”

“Ik vraag het me gewoon af. Hier komen niet veel mensen van buiten.”

“Ik ben toevallig hier. Had ik onderweg een afslag eerder of later genomen was ik heel ergens anders geweest.”

“En had je deze conversatie met een ander meisje gevoerd.”

“Inderdaad. Met Eunice.”

Ze glimlachte onzeker.

“Wie is Eunice?”

“Een serveerster die ergens een afslag eerder of later werkt?”

Nu glimlachte ze voluit.

“Ik heet eigenlijk niet Billie. Mijn echte naam is Bessie.”

“Waarom heb je je naam veranderd?”

“Bessie is zo’n boerinnennaam. Toen ik veertien was en op de radio Billie Holiday hoorde zingen heb ik mijn naam veranderd. Niet dat het uitmaakt, iedereen in het dorp noemt me nog steeds Bessie. God Bless The Child heette het liedje. Ik heb het nooit meer gehoord.”

“Heb je er ooit aan gedacht om te verhuizen naar een stad?”

“Bessie!”

“Sorry, ik moet verder.”

“Hoe laat ben je klaar?”

“Rond twaalven.”

“Heb je dagen vrij?”

“Op maandag en dinsdag zijn we gesloten.”

“Bessie!!!”

Hij hoorde haar snibbig tegen de barkeeper zeggen: “Ik was gewoon vriendelijk tegen een klant.”

Hij hoorde een klant spottend tegen niemand in het bijzonder zeggen: “Zo voorkom je inteelt.”

Niemand lachte.

De barkeeper bracht hem de eieren met champignons en patat. Een klein heuveltje doppertjes completeerde de schotel. Het was degelijke buikvulling maar niet meer dan dat. Hij nam na het eten een kop koffie maar Billie kwam niet meer in zijn buurt. Toen hij buiten stond was het negen uur. Hij overwoog even om te blijven wachten totdat ze klaar was met werken maar wist niet hoe hij die drie uur moest overbruggen. Hoewel zijn hoofd bijna barstte van het zich snel met de ongewenste indringer vullende filmscenario kreeg hij zittend in de auto geen woord op papier, dus reed hij naar het huisje, dronk twee whisky’s en rookte een sigaar, staarde vanuit zijn werkplek over het onzichtbare meer en viel in slaap.

In de volle overtuiging dat de nieuwe dag wel wat substantieels ging opleveren stond hij de volgende ochtend rond half tien op en ontbeet met brood en koffie. Met de tweede kop koffie ging hij vervolgens aan de werktafel zitten, nam de pen op en begon te schrijven. Hij zag het openingsbeeld van de verfilming van zijn scenario voor zich opdoemen alsof hij naar de televisie zat te kijken. Aan de leestafel van een bioscoop zaten twee kleine meisjes de haren te doen van een vrouw die hun moeder moest zijn en intussen bitterballen met mosterd at. De dochters maakten een paardenstaart, de een probeerde vervolgens een vlecht terwijl de ander een scherpe scheiding in moeders pony kamde. De camera verlegde langzaam de aandacht van de handeling van de meisjes naar de onbewogenheid van de moeder door op haar gezicht in te zoomen. Waymon beschreef haar uiterlijk met Johanna ter Steege in het hoofd maar hij besefte al snel dat zij te oud was om een jonge moeder te spelen. Hij veranderde haar in Déborah François, de Romy Schneider van de Lage Landen, de godin van de Europese cinema. In My Queen Karo sprak ze toch af en toe Nederlands?

Tevreden de impasse doorbroken te hebben en eindelijk houvast te krijgen, een basis waarop hij kon voortborduren, legde hij de pen neer en keek naar buiten. Het begon te schemeren. Hij zette een pan water op om rijstnoedels te koken, raspte een wortel en sneed bamboe in reepjes, die hij met uien, knoflook, gember en rode pepers wokte in kokosolie. Toen de noedels gaar waren goot hij ze af, mengde ze met de groente en met in een steelpannetje warm gemaakte zwartebonensaus.

Na het eten luisterde hij terwijl hij koffie dronk en een sigaar rookte naar Coltrane, de Naima-versie uit mei 1966, de tijd van zijn sextet met Pharoah Sanders als tweede saxofonist en Alice Coltrane op piano. Toen de koffie op was en de sigaar een smeulend stompje in de asbak stapte hij in de auto en reed naar het dorp. Bij het restaurant stond hij voor een gesloten deur: het was maandag. Terwijl hij door het dorp liep keek hij overal bij verlichte huizen naar binnen, in de hoop een glimp van Billie op te vangen, wat niet gebeurde. Terug in het huisje inspireerde het aan hem verschenen beeld van Déborah François hem om verder te schrijven aan het scenario. Hij zag voor zich hoe de moeder, weer thuis, de kinderen in bad en in bed deed en hoe ze, toen de kleintjes sliepen, met naast zich een glas wijn op de laptop voor de kijker onzichtbare handelingen verrichtte, met het glas wijn in de hand naar haar slaapkamer ging en de spijkerbroek met trui inwisselde voor een spannend turquoise cocktailjurkje dat de naam eigenlijk niet verdiende omdat het te kort was, en schreef de hele sequentie op. De hele nacht schreef hij door en toen hij terwijl het buiten licht begon te worden zijn pen neerlegde had de vrouw in haar turquoise jurkje drie mannen ontvangen en in een zachtgrijze luxe ochtendjas met goudkleurige stiksels twee mannen bediend. Zo verleidelijk en wulps als ze zich gedroeg wanneer ze de mannen moest opwinden, zo stoïcijns onderging ze de onvermijdelijke neukpartij.

Nadat de laatste man de deur uit was nam ze een douche, trok een degelijke pyjama aan en wekte de kinderen. Ze bracht hen naar school, ging terug naar huis en sliep totdat om drie uur de wekker ging en ze de kinderen uit school haalde. Pas toen ze met de kinderen thuis kwam zou de eerste zin van de film gezegd gaan worden, door de oudste dochter, die net zes was geworden: “Wanneer komt papa thuis?”

De vrouw antwoordde: “Morgenavond.”

Na het avondeten keken ze gedrieën naar een tekenfilm voordat ze de kinderen naar bed bracht. Daarna herhaalde het patroon van de dag ervoor zich, maar nu met andere mannen. Waymon stelde zich voor dat bij alle seksuele handelingen alleen het onverstoorbare gezicht van de vrouw in close-up zichtbaar zou zijn, en bij een eventuele pijpbeurt alleen het achterhoofd van de man. Hij zou erop staan dat, in tegenstelling tot wat tegenwoordig gebruikelijk was, geen expliciete handelingen in beeld zouden worden gebracht. Geen explicinema.

Blij de indringer buiten de deur te hebben kunnen houden ging hij voldaan slapen en droomde dat hij in technicolor cinemascopebeeld seks had met Déborah François. Leefde Jack Cardiff nog zou hij er bij de producent op aandringen hem als cameraman in te huren, dacht hij toen hij de ogen opende. Snel trok hij zijn kleren aan en liep naar buiten, waar hij zich aan de rand van het meer aftrok, staand met de schoenen in de modder. Zijn zaad werd een welkome afwisseling in het menu voor de rondzwemmende forellen.

Na het ontbijt las hij over wat hij gisteren had geschreven, verbeterde slordige spelfouten en veranderde kromme zinsconstructies, en typte alles in op zijn laptop. Daarna kopieerde hij het document naar een usb-stick, om het later die dag in de bibliotheek te kunnen mailen naar de producent.

Toen hij verder wilde gaan en zich een beeld probeerde te vormen van de terugkerende vader (vanwaar: zakenreis, militaire missie, gevangenis?) kwam degene die het op hem voorzien had ten tonele. Niet concreet als personage van vlees en bloed dat hij kon beschrijven, niet eens als een kleurloos flat character dat hij kon omschrijven maar als een gifdamp.

Gisteren tijdens het schrijven had een vaag idee bij hem postgevat om een soort tien-jaar-later van L’Enfant te maken en Jérémie Renier de vader te laten spelen, waarmee de eerdere vraag snel beantwoord werd met ‘gevangenis’, en er bij de producent op aan te dringen zijn Waalse connecties enthousiast te maken, dus zijn teleurstelling was groot nu dat niet lukte en het de kant dreigde op te gaan van een Zuid-Koreaanse horror. Uit alle macht trachtte hij het scenario op het juiste spoor terug te krijgen maar werd daarentegen zowat de grijsgroene gifwolk ingezogen.

Beweging buiten, aan de uiterste rand van zijn blikveld, trok hem eruit. Hij kon niet zien wat het was geweest, een hert misschien of anders een jager, maar hij maakte gebruik van deze afleiding om zijn jas aan te trekken en het huis uit te gaan. De frisse vrieslucht zou hem goed doen. Hij stond aan de voordeur met de klink in de hand toen de telefoon ging. Hij nam op. De bibliothecaresse meldde hem dat zijn pakket gearriveerd was. Hij zei dat hij het later op de middag zou ophalen. Nu eerst een boswandeling om zijn hoofd helder te krijgen. Omdat hij achter elke boom een jager vermoedde die de vorm van een gifwolk had aangenomen kwam hier niets van terecht. Nadat hij een knal gehoord had die hoewel ver weg de aanwezigheid van een jager verried keerde hij subiet om en liep zo snel als mogelijk was zonder als paniekerig aangeduid te kunnen worden terug, stapte in de auto en ging naar het dorp om zijn pakket op te halen. Aan de reacties van de mensen op straat te zien was hij geen anonieme voorbijganger meer maar of ‘degene-die-bijna-doodgeschoten-was-door-een-jager’ of ‘degene-die-de-vicieuze-inteeltcirkel-kwam-doorbreken’. De laatste optie wond hem enigszins op en met dat in het achterhoofd betrad hij de bibliotheek en benaderde de bibliothecaresse, die echter veel afstandelijker reageerde dan de eerste keer dat hij haar gezien had en ze hem enthousiast en behulpzaam tegemoet had getreden. Zou zij van zijn bescheiden flirt met Billie gehoord hebben? Roddels gaan immers snel in zo’n kleine gemeenschap.

Omdat hij vergeten had de usb-stick bij zich te steken kon hij de eerste pagina’s van zijn scenario niet versturen. Weer buiten liep hij meteen Billie tegen het lijf.

“Waar staat je auto?” vroeg ze samenzweerderig. Hij wees naar zijn anonieme rode Kia Shuma, die twintig meter verder stond. Zij trok hem aan zijn mouw ernaartoe.

“Maak open, snel,” gebood ze. Hij gehoorzaamde en verwachtte ergens buiten het dorp op een landweggetje gepijpt te gaan worden.

“Start de auto en rijd weg.”

“Waarheen?”

“Maakt niet uit. Niet terug naar je huisje.”

“Waarom niet?”

“Iemand doet in het dorp navraag naar jou,” zei ze toen ze de dorpsstraat uitreden. “Je moet zo snel mogelijk hier vandaan.”

“Al mijn spullen liggen in het huisje. En al mijn geld.”

“Dat is dan jammer. Je kunt er niet meer heen. Ik weet zeker dat er in het dorp wel iemand rondloopt die aan die gozer verteld heeft waar je verblijft.”

“Welke gozer?”

Ze haalde haar schouders op.

“Ik heb hem niet gezien, maar ik heb gehoord dat hij er gevaarlijk uitziet.”

Degene die het op hem voorzien had had hem ondanks al zijn voorzorgsmaatregelen klaarblijkelijk gevonden.

“Ken je hem?”

“Nee. Ik weet niet wie dat zou kunnen zijn. Maar ik laat me niet verjagen. Ik ga naar mijn huisje en zie wel wat hij van me wil.”

“Ik had nooit verwacht dat je zo dapper bent.”

“Moet ik je ergens afzetten of ga je met mij mee?”

 

Hij vond geen sporen van enige aanwezigheid rondom het huisje en ze waren niet achtervolgd, dat had Billie nauwgezet in de gaten gehouden. Voor de zekerheid sloten ze de voordeur dubbel af en deden overal de rolluiken naar beneden, behalve bij de deur die toegang gaf tot het terrasje en het raam ernaast, dat uitkeek over het meer. Toen het buiten donker werd zette Waymon het buitenlicht op de sensor zodat niemand onopgemerkt om het huis zou kunnen sluipen.

“Wat zit er in dat pakket dat je bij de bieb afgehaald hebt?”

Hij zette het op de tafel, maakte de doos open en haalde er een kogelvrij vest en een oliejas uit. Niet geel, zoals hij besteld had, maar roze. Hij gaf de jas aan Billie.

“Hier, voor als we in het bos gaan wandelen.”

“Dat maakt me een perfect doelwit.”

“Doelroze in dit geval. Ik heb het gekocht vanwege de jagers, opdat ze me niet voor een hert zouden aanzien. Die man die naar mij op zoek is was toen nog niet in beeld.”

“Ik ga niet in het bos wandelen. Zeker nu niet, je ziet geen hand voor ogen. En ik zal nooit en te nimmer iets roze aantrekken. Ik ben geen Teletubbie.”

“Ik heb honger en ga iets te eten klaarmaken. Moet jij niet iemand bellen om te zeggen dat je niet thuiskomt?”

“Ik woon alleen. Nou ja, echt alleen wonen kun je als jong meisje in dit dorp niet, dus ik heb de garage van mijn ouders omgebouwd tot woning. Inclusief toilet en douche. Om laten bouwen. Mijn vader is handig en de beroerdste niet. Maar we zien elkaar soms dagen niet, zoals jij waarschijnlijk je buren ook niet dagelijks ziet.”

Nadat ze het eenvoudige door Waymon klaargemaakte maal opgegeten hadden gingen ze met koffie op de bank zitten.

“Fijn om zelf eens bediend te worden,” zei Billie tevreden.

“Heb je nog andere ambities behalve werken in het restaurant?”

“Natuurlijk,” antwoordde ze een beetje verbolgen. “Dacht je dat mijn ambities niet verder reiken dan de rest van mijn leven schnitzels met patat serveren?”

“Nee,” zei hij zwakjes en hij had het al gezegd voordat hij zich realiseerde dat zowel ‘ja’ als ‘nee’ foute antwoorden waren. Hij pretendeerde een schrijver te zijn dus hij behoorde te weten dat een vraag met een ontkenning ontkennend beantwoorden ook een bevestiging kon betekenen. Voordat hij het kon corrigeren was Billie al bovenop hem gesprongen. Figuurlijk.

“Dus je bent zo’n type dat meent dat meisjes slechts behoren te werken totdat ze de juiste man vinden, om dan te trouwen en kinderen te krijgen en de rest van hun leven te slijten als huisvrouw.”

“Dat bedoel ik helemaal niet. Ik ben niet een van je dorpsgenoten. Je trekt veel te snel conclusies en je trekt de verkeerde conclusies.”

“Sorry.”

“Ik ben het type dat zich afvraagt waarom een meisje als jij hier in een restaurant schnitzels met patat staat te serveren. Waarom dat meisje niet weggaat, naar een grote stad, de wijde wereld in, gaat studeren, gaat leven.”

“Misschien ben ik dat van plan maar moet ik eerst wat geld verdienen, een beginkapitaal bijeen sprokkelen. Misschien heb ik dat al gedaan. Misschien studeer ik op het moment dat ik geen schnitzels met patat serveer.”

“Wat studeer je dan misschien?”

“Ik zou theaterwetenschappen kunnen studeren. Of fysiotherapie.”

“Filosofie?”

“Daar verdien je geen droog brood mee.”

“En daarom ben je in een restaurant gaan werken.”

Ze herkende de erkenning en stak haar duim omhoog. Omdat ze whisky niet lekker vond dronk ze na de koffie thee. Iets anders had Waymon niet in huis.

“Laten we hopen dat degene die in het dorp naar je vroeg geen sluipschutter is, want zoals we hier zitten kunnen we vanaf de overkant van het meer zonder pardon uitgeschakeld worden.”

“Zal ik de rolluiken naar beneden doen?”

“Nee, dan is het huis helemaal een bunker. Maar vertel, wie is het?”

“Ik weet het echt niet. Misschien iemand van het makelaarskantoor die had vergeten te vertellen dat het huisje zich midden in jachtterrein bevindt  en dat ik moet oppassen. Waar ik dus al achter ben, vandaar het kogelvrije vest en de felgekleurde oliejas. Het lijkt me gepast om nu te vertellen dat ik geen roze heb besteld.”

“Waarom verbaast me dat niet?”

“Als kind had ik een roze broek. Die zat heel lekker en het model leek op een broek waarin ik Robin Gibb van The Bee Gees had gezien op tv. Totdat ik op een dag met een vriendje naar school liep en hij zei: ‘Waarom heb je weer die flikkerbroek aan?’ Ik wist niet wat dat betekende en mijn ouders wisten het ook niet maar die broek zat opeens niet meer zo lekker en ik trok hem niet meer aan. En sindsdien heb ik nooit meer roze gedragen.”

“Je wilt niet voor flikker aangezien worden?”

“Omdat ik het niet ben.”

“Dan maakt het toch niet uit wat je draagt?”

“Nee, maar ik vind roze een lelijke kleur.”

“Maar je wilt het mij laten aantrekken.”

“Alleen wanneer we het bos in gaan. Ter bescherming tegen kogels van jagers.”

“Als we morgen naar buiten gaan, draag ik het kogelvrije vest. Anders blijf ik binnen. Maar heb je echt geen idee wie die gozer is?”

“Ik heb met niemand problemen, bij niemand schulden, van niemand gestolen, over niemand kwaad gesproken. Niemand onrecht aangedaan.”

“Zo onschuldig als een lammetje.”

“Ik schrijf filmscenario’s. Ik zit aan een tafel met een pen en een vel papier.”

“Een ontevreden acteur misschien?”

“Ze krijgen meestal het uitgewerkte scenario te lezen voordat de casting begint.”

“Maar niet altijd.”

“Ik heb eens aan een tv-serie geschreven en moest toen van de producent een sleutelpersonage uit de serie schrijven. Ik heb hem dood laten gaan. Daar was hij niet blij mee, maar hij had een conflict met de producent en niet met mij.”

“Misschien projecteert hij het toch op jou.”

“Die acteur is in werkelijkheid ook inmiddels overleden.”

“Zijn vrouw, zijn moeder, zijn broer?”

“Dat zou wel erg ver gaan.”

“Iets in jouw familie?”

“Ik kom uit een heel gewone familie, zonder zwarte schapen, lijken in kasten of welk ander drama dan ook.”

“Heb je broers, zussen?”

“Nee, ik ben enig kind. Ik ben weliswaar van een eeneiige tweeling, maar mijn broertje is bij de geboorte gestorven. Verstrengeld geraakt in de navelstreng en zo gestikt.”

“Gekke ooms, nymfomane tantes, verslaafde neven, lustmoordende nichten?”

“Praat je nu over je eigen familie? Niets van dit alles. Een eigenaardige neef, die mij vroeger in alles nadeed, maar dat was toen we nog kinderen waren. Ik heb hem al tien jaar niet gezien. Volgens mijn moeder is hij trouwens nog steeds een zonderlinge gast.”

“We moeten die gozer identificeren om een risico-inschatting te kunnen maken.”

“Doen we dat niet nu? Door die rolluiken niet naar beneden te doen?” zei Waymon spottend.

“O ja, we leven nu op de rand van de vulkaan. Spannend,” riep Billie en Waymon wist niet of ze sarcastisch was of dit inderdaad als de opwindendste tijd van haar leven ervoer.

“Waarom ben je eigenlijk hier? In deze tijd van het jaar huren normaal alleen jagers dit huisje. Mannen die een lang weekend hier heel erg mannelijk gaan zitten doen.”

“Wat moet ik me daar bij voorstellen?”

“Overdag natuurlijk jagen in het bos, of soms vanuit bootjes op het meer, wanneer ze liever op eenden schieten. En ’s avonds zitten ze hier met zijn vieren of vijven en maken hun geweer schoon, spelen Warcraft of kijken porno.”

“Vier of vijf mannen die samen porno kijken? Dat lijkt me een ongemakkelijke aangelegenheid.”

“Ik weet dat van een vriendin. Want soms nemen ze een meisje van het dorp mee, dat ze dan om beurten helemaal uitwonen. De meisjes hier vervelen zich nogal en sommigen hebben heel veel honger. Na zo’n nacht kunnen ze er weer een tijdje tegen. Die vriendin vertelde me dat ze door een van hen werd opgepikt in het café en dat ze toen ze in dit huisje kwam ze drie andere mannen zag zitten die hun broek al uit hadden en zich voor een pornovideo zaten af te trekken.”

“Dat bedoelde ik met ongemakkelijk. Voor mij als hetero tenminste.”

“Beweer je dat het allemaal stiekem homo’s zijn?”

“Waarom zou je je anders willen bewijzen met dat machogedoe, zoals jagen en gang bangs?”

“Zo had ik het nog nooit bekeken.”

“Zat dat in je achterhoofd toen je met me mee ging?”

Billie begon te blozen en hakkelde: “Het is saai hier. Maar ik wist dat je een zielsverwant bent en geen jager en dat je hier alleen bent.”

Waymon lachte.

“Je hoeft je niet te verdedigen.”

“Ik voel me betrapt.”

“Wanneer wilde je je plan in werking stellen?”

Ze haalde haar schouders op.

“Ik vind het voorlopig nog te leuk om met je te praten.”

“Dus als we uitgepraat zijn kom je in actie?”

“Misschien. Je hebt trouwens nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag.”

“O, dat had je in de gaten.”

“Je afleidingsmanoeuvre heeft niet gewerkt.”

“Het was eigenlijk niet eens een afleidingsmanoeuvre. Jij begon zelf over die machohomojagers. Of was dat een poging om mij op te geilen?”

“Zie je, je doet het alweer.”

“Nu doe jij het ook.”

Ze lachten allebei en toen werd het stil. Waymon nam een slok whisky en pakte de sigaret aan die Billie hem presenteerde. Ze rookten zwijgend van de sigaret totdat Billie terwijl ze de peuk in de asbak uitdrukte zei: “Jammer dat je geen wijn hebt.”

“Heb je al in de keukenkastjes gekeken? Misschien heeft een vorige huurder een fles achtergelaten.”

“Natuurlijk, machohomojagers drinken ongetwijfeld zoete Duitse witte wijn.”

“Eerder dat dan een subtiele bourgogne.”

Ze ging naar de keuken, opende wat kasten en laden en kwam even later terug met in haar hand een nog bijna volle fles Safari.

“Dat is logisch,” zei hij en ze beaamde dat met: “Dat we daar niet aan gedacht hebben.”

Ze zette de fles en een limonadeglas op het tafeltje en ging weer de keuken in, om deze keer terug te komen met een kan water.

“Ik wil dat ook wel proberen,” zei Waymon en reikte haar het lege whiskyglas aan.

“Het is zoet spul. Passievrucht.”

“Passievrucht, natuurlijk. We zijn terug bij ons thema.”

Ze gaf het voor de helft gevulde glas aan Waymon en mixte het met een scheutje water. Toen ze ook voor zichzelf ingeschonken had, waarbij ze wat minder zuinig met het water was dan bij Waymon, proostten ze.

“Eerst jouw verhaal.”

“Dat is heel simpel: ik ben hier gekomen om in alle rust aan een filmscenario te schrijven.”

“Dat met die rust wil blijkbaar niet echt lukken.”

“Dat moge dan wel zo zijn, maar ik heb wel een goed begin gemaakt.”

“Een goed begin is het halve werk.”

“Niet echt. Het begin en het einde zijn nooit het probleem. Dat ligt in het midden: de continuïteit bewaren, de spanning erin houden en interessante verwikkelingen uitwerken. Doorgaan, ook als de in het begin uitgezette lijnen dreigen dood te lopen en nieuwe impulsen nodig hebben. En juist dan kunnen onverwachte gebeurtenissen het verhaal een richting geven die je uit jezelf nooit had kunnen verzinnen.”

“Dus ik ben medeverantwoordelijk voor wat uiteindelijk een film gaat worden? Ik voel me gevleid.”

“Ho ho, loop niet te hard van stapel. Tot nu toe speel jij er geen enkele rol in.”

Ze keek niet teleurgesteld, eerder vastberaden, alsof ze een plan klaar had om dat te veranderen.

“Waar gaat het verhaal over? Is het een komedie, een thriller, romantisch?”

“Ik ga me nog niet vastpinnen op een genre. Als ik nu iets zeg plak ik dat misschien onbewust op het verhaal en word ik zo een kant uitgestuurd die ik niet wil, maar het was mijn oorspronkelijke intentie een existentialistisch sociaal drama te schrijven.”

“Huh?”

“Denk aan de films van de gebroeders Dardenne.”

“Ken ik niet.”

“Ga je nooit naar de film?”

“Jawel.”

“Zie je alleen Amerikaanse blockbusters of ook wel eens een Europese film, of een Aziatische?”

“Meestal Amerikaanse, ja, maar sinds ik studeer ga ik soms naar zo’n filmhuis waar ze films draaien zonder allemaal die Hollywoodsterren. Ik heb daar eens een film gezien over een opgroeiende jongen. Hij werd twaalf jaar gevolgd en ze hebben ook twaalf jaar over die film gedaan. Het was geen docu, maar je zag de jongen bij elke scène ouder worden. En de ouders trouwens ook.”

“Boyhood heet die film. Van Richard Linklater. Dat is een goed voorbeeld van het soort films waar ik op doel, al is ie wel Amerikaans en worden de ouders gespeeld door Hollywood-acteurs. Min of meer.”

“Laten we morgen naar de film gaan. Een goede film. Eentje van jouw categorie. Weet jij wat er nu draait?”

“Morgen? Moet je niet werken?”

“Ik neem morgenvroeg ontslag.”

“Zou je dat wel doen?”

“Vanaf nu wil ik leven alsof elke dag mijn laatste is en op mijn laatste dag wil ik geen reerug met aardappelkroketjes en doppertjes uit de diepvries serveren aan Van Nelle Dirk.”

“Wie is Van Nelle Dirk?”

“De Dirk die elke woensdag komt en zware Van Nelle rookt, in tegenstelling tot de Dirk die op zaterdag komt en Pall Mall rookt.”

Billie nam de fles Safari van de tafel en schonk voor allebei in. Het water liet ze achterwege.

“Hij wordt ook wel eens Reerug Dirk genoemd. Maar omdat Pall Mall Dirk elke keer iets anders eet, feitelijk de menukaart systematisch afgaat, kunnen we hem niet naar een gerecht noemen.”

“Zou ik, als ik hier zou blijven, ook een bijnaam krijgen?”

“Er woont hier geen andere Waymon, in tegenstelling tot de acht Dirks, dus er is geen reden toe. Maar mijn baas, D.D. ofwel Dikke Dirk, zou je snel een nieuwe naam geven omdat hij jouw echte naam niet zou kunnen onthouden. Ik gok op Stads Mietje.”

“Mietje?”

“Echte mannen eten vlees.”

“En hij is een echte man, een jager.”

“Hij heeft vroeger veel gejaagd, maar dat kan hij nu fysiek niet meer aan. De jagers die hier in dit huisje komen heeft hij trouwens door. Reden te meer om jou Mietje te noemen.”

“Hoe heten de andere Dirks?”

“Dirk.”

Ze lachte om haar eigen grapje, maar toen Waymon er niet op bleek te reageren ging ze verder: “Je hebt Groene Dirk, hij is tuinder en levert de boerenkool aan het restaurant, en dan zijn er nog Dirk Junior…”

“… En Dirk Senior.”

“Dat zou je denken, ja. Maar Dirk Senior wordt gek genoeg Wilhelm genoemd, vanwege zijn negentiende-eeuwse snor. Verder heb je nog Schilder Dirk en Strobaal Dirk. Hij is volgens zijn moeder verwekt op een strobaal, vandaar.”

“Dus er zijn acht Dirks?”

“Negen. Maar die wordt gewoon Dirk genoemd.”

“Hij is dus de oorspronkelijke Dirk.”

“Nee, dat is Dirk Junior. Of eigenlijk zijn vader, maar die is al lang dood. Ik weet niet of hij een bijnaam had. Als ze het over hem hebben zeggen ze altijd ‘De Ouwe’.”

“Is Dirk Senior niet de vader van Dirk Junior?”

“Het zijn neven. Senior is twee dagen ouder, dus ze kregen die toevoeging toen ze nog in de wieg lagen.”

Tijdens de Dirk-uiteenzetting waren vier meer Safari’s ingeschonken en opgedronken.

Waymon zag aan Billies blik dat ze meende dat er nu wel genoeg gepraat was, voorlopig tenminste, en dat het tijd werd voor wat vleselijke activiteit. Benieuwd naar hoe een dorps meisje met stadse allures het wilde gaan aanpakken besloot hij passief af te wachten en aan haar het initiatief te laten. Hij beschouwde wat op het punt stond te gebeuren eerder als een antropologisch onderzoek dan als een avontuurtje vol passie. Natuurlijk, ze was aardig, ze was intelligent, ze was mooi ondanks het stro-achtig haar met bijpassende kleur en de grote donkerbruine moedervlek rechts in haar hals net boven het sleutelbeen, zag er met kleren aan al opwindend uit hoewel haar benen net iets te kort waren en ze haar uitdagend brede heupen net iets te ver naar achteren kantelde wanneer ze rechtop stond waardoor haar borsten groter leken wat misschien precies haar bedoeling was, en ze straalde een en al onderkoelde bereidwilligheid uit, maar hij was bang. Bang dat ze zijn project in de war zou sturen en hij niet meer aan schrijven zou toekomen omdat ze al zijn aandacht opeiste; bang dat het sprankje inspiratie dat hij een dag eerder met het schrijven van de eerste scènes had opgedaan zou uitdoven omdat hij zijn aandacht enkel nog op haar zou richten; bang dat ze zich zo diep in zijn belevingswereld zou nestelen dat er geen plek zou overblijven voor hem; bang zichzelf zo bloot te geven dat ze degene die het op hem voorzien had zou ontmoeten door een hoekje van het labyrint van zijn bewustzijn dat hij zelf zorgvuldig meed om te gaan waardoor een lawine aan onverwerkte ervaringen, indrukken, gedachtes op hem af zou komen, hem zou overweldigen, hem zou begraven. Ze zou hem begraven met haar aandacht en genegenheid en liefde en seks.

Het buitenlicht redde hem. De sensor had blijkbaar beweging gedetecteerd en de lamp sprong aan. Waymon reikte ogenblikkelijk naar de schakelaar van de tafellamp naast de bank en maakte het licht binnen uit. Billie kroop tegen hem aan en maakte zich zo klein mogelijk. Beiden keken aandachtig naar buiten. Toen ze na een paar minuten niets hadden zien bewegen stonden ze op. Waymon liep naar het raam, Billie wist zich beschermd door zijn rug. Hij tuurde en tuurde maar zag niets. Toen hij zich uiteindelijk omdraaide botste hij tegen Billie aan, wat zich meteen ontwikkelde tot een omhelzing. Een troostende omhelzing wat hem betrof, zeggende: “Niemand. Het zal wel een kat op zoek naar een warme plek zijn geweest.” Een erotische omhelzing wat haar betrof, antwoordend: “Toch ben ik bang. Houd me vast. Blijf me vasthouden.”

Ze verborg eerst haar hoofd tussen zijn borst en oksel, richtte het vervolgens omhoog; als hij zijn hoofd naar beneden deed zouden hun lippen elkaar automatisch aanraken. Hij duwde haar echter zachtjes van zich af en liet haar los; liep naar de verandadeur, opende die en zette een paar stappen de vrieskou is. Het sneeuwde licht. Hij keek om zich heen, zocht naar sporen in de sneeuw. Hij zag niets wat hem verontrustte en ging weer naar binnen. Billie wist dat het moment voorbij was en probeerde daarom een nieuw moment te forceren. De buitenwereld moest verdwijnen.

“Laten we ook deze rolluiken naar beneden doen,” zei ze en liet met opzet haar stem bibberig klinken.

“Heb je het koud gekregen door de open deur?” legde Waymon haar haperende spraak verkeerd uit.

“Laten we deze rolluiken ook naar beneden doen,” zei ze opnieuw.

“Dan voel ik me zo opgesloten.”

“Dat is precies wat ik wil,” dacht ze maar ze zei: “Als er iemand buiten is die ons kwaad wil doen, ziet hij ons hier onbeschermd zitten. Dan is het prijsschieten.”

Het licht buiten ging uit. Ze keken een grote zwarte leegte in.

“De nachten hier zijn angstaanjagend donker,” zei Billie.

“Als je goed kijkt zie je sterren. En daar, dat is Venus. Straks komt de maan ook nog, in zijn laatste kwartier.”

Het ging haar irriteren dat hij haar hints consequent niet oppikte. Was hij zo slecht in het interpreteren van iemand anders’ onderliggende bedoelingen of deed hij opzettelijk een beetje onnozel?

Ze gingen weer op de bank zitten, nu in het donker, en Billie nestelde zich weer tegen Waymon aan. Hij legde zijn arm om haar heen en streelde afwezig haar haren. Ze dronken zwijgend Safari totdat ze misselijk waren van de zoete likeur.

“Je kunt in mijn slaapkamer,” zei hij tenslotte. “Als je de deur afsluit heb je je extra barricade. Ik neem de bank en houd een oogje in het zeil.”

Billie droop af maar sloot de deur niet, een klein beetje hoop dat hij ergens midden in de nacht op andere gedachtes kwam koesterend. Waymon was zich ervan bewust en hij moest glimlachen, maar hoewel hij wel degelijk de behoefte voelde zich tegen een warm mooi geil meisjeslichaam aan te vleien was hij niet van plan eraan toe te geven.

Omdat hij nog geen slaap had ging hij aan het bureau zitten en las op zijn laptop wat hij tot dan toe geschreven had. Hij herstelde enkele over het hoofd geziene spelfouten, gaf het document de werktitel Déborah François en klapte de laptop dicht. Hij pakte pen en papier en wilde verder gaan met schrijven.

Na lange afwezigheid kwam de man terug. Zijn dochters herkenden hem niet en voelden zich, ondanks alle eerdere pogingen van hun moeder hen enthousiast te maken voor de hereniging met hun vader en het doen voorkomen dat dit de feestelijkste dag in het nog prille leven van de meisjes was, niet op hun gemak bij deze blonde jongensachtige man die geen idee had hoe om te gaan met kinderen, laat staan met zijn eigen vlees en bloed. De man herkende de meisjes niet eens toen ze hem terwijl hij uit de taxi stapte tegemoet renden, daarbij aangespoord door de zich vrolijk voordoende maar in werkelijkheid bloednerveuze moeder, en dacht eerst dat het willekeurige buurtkinderen waren die als puppy’s op elke stoppende taxi afrenden, maar hij kon zich herpakken toen hij in de deuropening de vrouw zag staan die hem door de ellendige jaren achter de tralies had gesleept. Niet zozeer door haar brieven en sporadische bezoekjes maar vooral door de beelden van en herinneringen aan haar die als een non-stop loop door zijn brein geraasd hadden terwijl hij in zijn cel op bed naar het plafond lag te staren; maar ook de vrouw die hem juist in de gevangenis had doen belanden. Was het immers niet haar onverzadigbare…

Wacht even…

Waymon wist niet hoe het beeld van het onschuldige, pure Sonia-personage uit L’Enfant en het liefdevolle, pragmatische, gevoelige, zichzelf beschermende Dalia-personage uit My Queen Karo of zelfs het koude, gestoorde, op wraak beluste Mélanie-personage uit La Tourneuse De Pages te verenigen met het wellustige personage dat hij nu aan het creëren was. Ze kon natuurlijk door zijn veroordeling, of door de misdaad die had geleid tot de veroordeling, mentaal gebroken zijn. Ze kon zelfs door zijn connecties gedwongen zijn het leven te leiden dat ze nu leidde. Maar ze kon nooit de oorzaak van zijn gevangenisstraf zijn, dus hij kon de ingezette weg niet voortzetten. Tenzij, ja, tenzij hij de relatie met de Déborah François-rollen doorbrak. Tenzij hij geen officieus vervolg schreef op L’Enfant. Het einde van de film gaf er tenslotte weinig ruimte voor.

Maar als hij zijn film liet aansluiten op die slotscène? Dat zij na deze hereniging, deze emotionele spijt- en liefdesverklaring aan het mica tafeltje van die kille gevangenisruimte, de gevangenis verliet en hij zich realiseerde dat ze het niet zou redden als ze zich aan hem bleef vastklampen en niet hem zou loslaten en verder zou gaan met het leven en een nieuwe man zou ontmoeten, eentje die beter voor haar zorgde en zich verantwoordelijker gedroeg, dat hij daarom uit liefde voor haar, UIT LIEFDE VOOR HAAR, zijn vrienden buiten, kleine schnabbelaars als hij, maar gewetenlozer en dommer, jongens die zij moest kennen wilde het plan werken, zou opdragen haar, terwijl ze duidelijk maakten dat ze uit zijn naam handelden, in opdracht van hem, genadeloos te verkrachten. Dan zou ze hem kunnen loslaten en doorgaan met de rest van haar leven, met hun kinderen (de zoon Jimmy uit L’Enfant had Waymon vervangen door twee vooralsnog naamloze meisjes), zo was zijn redenering.

In de wrede realiteit zou het haar niet bevrijden maar breken, haar onschuld, haar moraal, haar liefde, haar eigenwaarde, de zin van haar leven. De instinctieve liefde voor haar kinderen bleef, de moedereigen drang voor hen te zorgen was het laatste bastion van beschaving dat niet aangetast, vernietigd was door de brute daad waar de man die nu voor haar stond en niet wist wat hij met de kleine meisjes aanmoest verantwoordelijk voor was.

Bleef over de reden van zijn jarenlange opsluiting. Die kon dus niet zijn oorsprong hebben in haar wellust, want die had bij haar ten enenmale ontbroken. Die reden was op dit moment echter niet belangrijk, die kon hij later verzinnen. Wel voelde hij de behoefte meer films met Déborah François te zien, recentere films dan die hij kende, films die hem een vollediger beeld van haar zouden presenteren. Van Unmade Beds kon hij zich alleen de continuïteitsfout met de nagellak herinneren. Billie had gezegd met hem naar de film te willen. Hij zou morgen in de bibliotheek op internet kunnen kijken of er nu ergens een film met haar draaide. Maakte niet uit waar in het land, ze hadden de hele dag om er te komen.

Hij had geluk. De biopic Cézanne Et Moi was juist in première gegaan. De film ging over de vriendschap tussen de schilder Paul Cézanne en de schrijver Émile Zola en zij speelde Cézannes vrouw Hortense, die volgens de schilder alleen warm liep voor Zwitserland en limonade. De zuinige recensies die hij las terwijl Billie alvast een boek met reproducties van Cézannes schilderijen doorbladerde deden hem twijfelen. Hij wilde Billie niet opnieuw teleurstellen en dat was precies wat volgens hem zou gaan gebeuren gezien haar enthousiasme die ochtend tijdens het ontbijt over zijn voorstel waar dan ook in het land naar de film te gaan, niet vanwege de film, vanwege welke film dan ook, maar omdat ze veel tijd samen gingen doorbrengen, tijd die haar de gelegenheid gaf hem alsnog voor haar charmes te laten vallen. Het feit dat hij deze dag met haar wilde doorbrengen en zich nu niet zo snel mogelijk uit de voeten maakte gaf haar voldoende vertrouwen dat hij voor haar te winnen was. Ze had wel gezien hoe zijn blikken telkens afdwaalden naar haar intieme zone toen ze ’s nachts uit bed was gekomen zogenaamd om te plassen maar in werkelijkheid om hem haar lichaam in al zijn glorie te presenteren in haar witte shirtje dat haar borsten en tepels nauwelijks in bedwang hield en dat net kort genoeg was om te onthullen dat ze geen slipje droeg. Ze had niet voor niets na hun eerste ontmoeting meteen toen ze thuis kwam haar verwaarloosde dichtgegroeide zaligheid tot aanvaardbare lengte getrimd. Weliswaar had hij hoegenaamd haar welgevalligheden genegeerd en geen actie ondernomen maar ze zag hem stiekem kijken en ze zag zijn broek tot leven komen. En toen ze zich van hem wegdraaide om terug naar bed te gaan trok ze ongemerkt het shirtje iets omhoog en ze voelde zijn ogen bijna in brand vliegen bij het aanzien van haar uitermate fraai geboetseerde achterwerk. Ze wist het, ze had een kont die mannen onmogelijk onberoerd liet. Ze beroerde zichzelf en was er zeker van dat hij zichzelf beroerde terwijl hij nadat ze opzettelijk de slaapkamerdeur een stukje open had gelaten door de kier naar haar keek.

De volgende ochtend deed ze alsof niets gebeurd was maar ze had de indruk dat hij terwijl hij dacht dat ze niet oplette probeerde onder haar shirt te kijken hoewel ze nu wel een slipje droeg, een weliswaar degelijke witte katoenen onderbroek maar ze wist dat veel mannen dat juist een heel erotisch kledingstuk vonden had ze ontdekt toen ze eens per ongeluk op een Japanse schoolmeisjes-fetisjsite belandde, en ze wist zeker dat zijn ogen geregeld afdwaalden, zelfs afdaalden, naar de pront door het katoen prikkende tepels. Hij deed eveneens alsof niets gebeurd was en trachtte zorgvuldig geen notie te nemen van haar zijns inziens bewust gekozen prikkelende kledij, of liever gezegd het nagenoeg ontbreken ervan. Hij plakte als het ware het beeld van een rimpelige bejaarde met gebruikte theezakjes als borsten en een zich achter in lagen gedrapeerde onderbuikhuid verschuilende uitgedroogde kut over haar heen. Dankzij deze maatregel bleef het op wat nazeurende jeuk na rustig in zijn afgelopen nacht tot het uiterste getergde kruis.

Toen ze de bibliotheek verlieten ging Billie naar het restaurant om haar baan op te zeggen; Waymon wachtte buiten in de auto. Hij keek haar na terwijl ze de straat over stak en de deur van het restaurant opende en naar binnen ging en voelde zich plotseling alleen. Normaal zou hij zich in deze situatie helemaal op zijn gemak voelen en zou hij zich koesteren in de aandacht en het gezelschap van een prachtige vrouw; hij zou intens tevreden achterover leunen en vinden dat hij het goed getroffen had; hij zou indommelen en een diashow met de hoogtepunten van zijn samenzijn met deze prachtige vrouw traag en meeslepend aan zich voorbij laten komen. En hij wist dat hij al deze gevoelens nu daadwerkelijk had, alleen kon hij er niet bij. Hij kwam niet voorbij de vanuit het niets opduikende duistere mist die hem binnen enkele seconden omsingelde. Hij werd er bang van en zette in een poging erdoorheen te breken de autoradio aan. Maar omdat op dat moment Unstern, Sinistre – Disastro van Liszt klonk bood de radio hem allerminst een uitweg, hoe mooi hij het stuk ook vond. Toen dat gevolgd werd door Sunt Lacrymae Rerum zette hij de radio weer uit. Hij had geen tijd om een zender te zoeken die Chirpy Chirpy Cheep Cheep liet horen. Hij stapte uit de auto en ademde diep de heldere vrieslucht in maar ook dat hielp niet. Gelukkig kwam op dat moment Billie naar buiten waardoor de kwaadaardige wolk die hem omringde enigszins oploste. Hij was zo blij haar te zien dat hij niet zag hoe somber zij keek.

Hij omhelsde haar en kuste haar midden op straat en juist toen hij wilde uitroepen dat hij van haar hield, daar, tussen al de winkelende dorpsbewoners die hem toch al argwanend bekeken omdat hij geen vlees at, bijna door buurman de jager doodgeschoten was en naar wie een nog vreemder figuur navraag deed, maar die Billie die zij Bessie noemden een warm hart toedroegen omdat zij de schoonste en slimste van het dorp was en op wie ze trots waren ondanks haar stadse grillen, toen zei zij: “Ik kan niet met je mee.”

Even viel de wereld om hem heen stil, de juist passerende Dirk Junior bevroor in zijn looppas, het rechterbeen opgeheven, de vrouw die van voorbarige schrik het doosje eieren liet vallen zag de eieren halverwege haar machteloze hand en de stoep in het luchtledige hangen en de overvliegende krijsende meeuw bevroor in de lucht als een mobiel in een kinderkamer die aan touwtjes vastgebonden boven de wieg hing zonder blazende adem in de buurt om hem in beweging te zetten, en toen stortte de wereld in. Dirk Junior struikelde over een loszittende stoeptegel, de eieren raakten de grond en braken, de meeuw mikte zijn witte stront kletterend op de voorruit van Waymons auto. De wolk sloot zich dreigend om hem heen.

“Waarom niet?” stamelde hij en hield haar in een poging te voorkomen dat de lugubere mist een wig tussen hen dreef tegen zich aan geklemd.

“Mijn vader was toevallig binnen. Hij zei dat als ik met je meeging hij niet meer voor mijn studie zou betalen en dat hij mijn woning van me zou afpakken,” snikte ze.

“Ik kan je helpen,” troostte hij. “Ik kan je studie betalen en ik kan voor woonruimte zorgen.”

“Wat?”

Ze duwde hem van zich af.

“Vannacht bood ik me open en bloot aan, letterlijk. Ik lag er voor het grijpen, maar je deed niks. En nu wil je zo ongeveer met me trouwen, of, wat een nog engere gedachte is, de rol van mijn vader overnemen.”

Ze rende weg.

Hij riep haar na: “Pas net in de auto realiseerde ik me dat ik verliefd op je ben!”

Maar het was te laat voor haar, ze kon niet stoppen met rennen, zelfs niet als ze gewild had. Al haar energie zat in haar spieren, in haar benen, in haar voortbewegen en ze had niets over om een heldere afweging te kunnen maken. Ze rende en rende en rende. Waymon keek haar na en voelde zich plots opmerkelijk helder; de frisse lucht deed hem blijkbaar toch goed. Bang om weer opgesloten te worden in een cocon van negativiteit liet hij de auto staan en begon te lopen in dezelfde richting als die waarin Billie was gegaan. Hij zou haar uiteindelijk wel inhalen, ook zonder het zelf op een rennen te zetten. Hij was ervan overtuigd dat ze op weg was naar zijn huisje.

Na twee uur doorlopen kwam hij aan bij het huisje en moest tot zijn teleurstelling constateren dat er geen spoor van Billie te bekennen was. Wel een ander spoor, enkele schoenmaten te groot voor haar. Ze verschenen ogenschijnlijk uit het niets, liepen rond het huisje en verdwenen het bos in. Het zal de jager wel zijn geweest. Waymon ging naar binnen, zette Coltrane op en nestelde zich met een glas whisky en een sigaar in de stoel met uitzicht op het gestaag dichtvriezende meer. De lange versie van Spiritual verdreef al het gevaar in zijn geest. John Coltrane en Eric Dolphy als exorcisten. Bevrijd stond hij toen de cd was afgelopen op en kookte een simpele maaltijd voor twee personen. Ze zou zo wel arriveren.

​

 

​

 

​

 

​

​

II.

 

 

Bijna een week zat hij in het huisje zonder een mens te zien. Geen jager, niet degene die het op hem voorzien had, niet degene die in het dorp navraag naar hem gedaan had, geen onheilspellende mistwolk, maar vooral: geen Billie.

Hierdoor had hij in alle rust kunnen doorschrijven en was hij inmiddels een heel eind op weg geraakt. Hij schreef bijna non-stop. Na een pagina of tien raakte hij echter steeds ontevredener over de ingeslagen weg, die waarin de man zijn vrienden opdracht gaf haar te onteren met als doel haar los te weken van haar toekomstloze en nergens toe dienende liefde voor hem. Waymon begon opnieuw en nu klampte de man zich juist aan haar vast en was vastbesloten als hij over een paar jaar vrij zou komen zijn nu pas geboren jongste in de armen te nemen als goede en verantwoordelijke vader. Hij werd een modelgevangene die zijn tijd achter de tralies benutte om een opleiding tot timmerman te volgen en hij schafte een hele stapel boeken aan over opvoeding en over de ontwikkeling van baby naar peuter naar kleuter. Zij zag goed dat hij zijn best deed, dat hij serieus was geworden, dat hij er alles aan deed zijn lapzwanzerige leven definitief achter zich te laten om later, eenmaal op vrije voeten, samen met haar en de kinderen een normaal gezin te gaan vormen. Toch had ze er geen vertrouwen in. Niet meer. Ze had deze situatie immers al eerder meegemaakt, na de geboorte van hun eerste (de eindscène van L’Enfant). Maar eenmaal terug in de maatschappij was hij vrijwel onmiddellijk teruggevallen op zijn oude levensstijl met zijn oude vrienden. Dat wilde ze niet nogmaals meemaken, zich zo genadeloos laten teleurstellen. Ze moest alternatieven gaan onderzoeken. Hij was haar eerste liefde geweest en haar enige en ze moest nu om zich heen kijken naar wat de wereld nog meer te bieden had, wat niet meeviel met twee kleine kinderen. Ze meldde zich aan op een datingsite en nog een en nog een, om tot de conclusie te komen dat mannen geen interesse hebben in een jonge moeder met een zuigeling en een peuter. Ze zocht verder op het internet naar andere opties en kwam uit op een escortservicesite zonder precies te weten wat dat inhield. Ze las erover, sprak met een schoolvriendin die al jaren als escort actief was en aangezien ze er toch niet op uit was een serieuze relatie te beginnen, ze hield vast aan het uitgangspunt om een alternatief achter de hand te hebben mocht het mislopen met de goede bedoelingen van haar man, liet ze zich door die schoolvriendin inwijden in het escortvak.

Ook dat was niets voor haar, ze was immers gebonden aan haar twee meisjes, maar door die paar ervaringen ontdekte ze de aandacht, hoe kortstondig en oppervlakkig ook, nodig te hebben en de seks, hoe anoniem en slechts op lichamelijke lust berustend ook, plezierig te vinden. Ze begon thuis te ontvangen en leidde met de opbrengst ervan samen met haar kinderen een redelijk zorgeloos leventje. Niets geen traumatische ervaring dus, helemaal niet mentaal gebroken dus. En nu stond de gediplomeerde timmerman met het hoofd vol vaderlijke boekenwijsheid onwennig tegenover de fysieke aanwezigheid van echte kinderen en tegenover een zelfbewust geworden pragmatisch ingestelde vrouw. De straatwijsheid die hem zijn hele leven overeind gehouden had en hem doorgaans in een fractie van een seconde de situatie deed doorgronden en hem vervolgens tot de juiste beslissing aanzette liet hem niet in de steek. Hij capituleerde. Mocht het ooit nog iets worden tussen hen, met hem, dan moest hij haar aanwijzingen volgen. Het was de macho wat-kan-mij-het-schelen man, degene die zonder scrupules hun eerstgeborene verkocht om aan geld te komen en toen zij er helemaal van over haar toeren geraakte, flauwviel, nonchalant zei: “Maar we kunnen toch gewoon een nieuwe maken?”, het was deze jongen die geen clou had en zich altijd door het leven gesjoemeld had die gebroken was. Niet mentaal, nee, maatschappelijk. Hij was wijs genoeg zijn trots opzij te zetten en zich te voegen naar haar wensen.

Tot hier was Waymon gekomen. Hij was tevreden dat hij nog op tijd tot het inzicht was gekomen dat er op de lange termijn geen potentie zat in zijn eerste idee en voordat het te laat was en hij zich vastliep in een doodlopende weg waaruit geen ontsnappen mogelijk was, maar hij besefte op hetzelfde moment dat het verhaal nu echt begon en hij wist niet of hij in staat zou zijn wat nu ging volgen, ’s mans pogingen zich aan te passen aan het dagelijkse bestaan van werken, de connectie met zijn vrouw te vernieuwen en een band met de kinderen op te bouwen enerzijds, en anderzijds de worsteling van de vrouw om haar inmiddels vrijgevochten seksleven in te dammen en zich nog slechts te bekennen tot deze ene man, adequaat en op boeiende wijze uit te werken.

Om het even te laten bezinken besloot hij de bewoonde wereld weer eens op te zoeken. Bovendien was het nodig, want zijn voedselvoorraad raakte uitgeput, hij had nog maar één sigaar en in de fles zat niet meer dan een bodempje whisky. Tenslotte nodigde de heldere zonnige vorstdag hem met open armen uit naar buiten te gaan, wat hij de afgelopen week niet gedaan had, op een enkele korte wandeling naar het meer en een stukje het bos in na. Zonder oliejas maar met kogelvrij vest. Hij reed het dorp voorbij, niet vanwege angst Billie tegen het lijf te lopen of geconfronteerd te worden met de scheve en argwanende blikken van de dorpelingen, maar omdat hij naar de slijter en de tabakswinkel wilde waar hij ook op de heenweg was geweest. Hij herinnerde zich de naam van de stad waar die winkels lagen niet, maar hij kende het laatste deel van de route nog die hem naar dit huisje had gebracht en het moest een kilometer of twintig terug over de autoweg zijn. Hij was er zeker van dat hij de naam van de stad zou herkennen op het moment dat deze op een verkeersbord verscheen.

En zo was het. Ook toen hij de stad in reed, die veel groter leek dan eerder, waarschijnlijk omdat het dorp waarin hij nu vertoefde zo onooglijk was, wist hij meteen welke straten hij moest nemen om bij de slijterij te komen. En toen hij de winkel binnenstapte herkende hij niet alleen de man achter de kassa maar herkende de man achter de kassa hem ook. Waymon liep meteen naar de afdeling met whisky’s en pakte zonder aarzelen een nieuwe fles Lagavulin uit de kast en griste op weg naar de kassa bijna achteloos een fles Safari van het schap. Je kon nooit weten. Hij zette de flessen op de toonbank. De slijter keek ernaar en zei: “Om met Lisbeth Salander te spreken, whisky waar je een boot mee kunt teren.”

“ Je kent je klassiekers, dus,” lachte Waymon.

“Stieg Larsson is mijn favoriete schrijver.”

Hij scande de flessen. De kassa gaf € 73,85 aan. Waymon haalde twee briefjes van vijftig uit zijn jaszak en legde die op de toonbank.

“Ik heb liever dat je pint, net als de vorige keer.”

Waymon keek hem verbaasd aan.

“Ik betaal altijd contant.”

“De vorige keer heb je gepind. Nee, wacht even, de vorige keer heb je met een creditcard betaald.”

“Je moet me verwarren met iemand anders. Ik heb geen creditcard.”

“Ik herken altijd klanten die Lagavulin kopen. Bovendien, het is pas een paar dagen geleden.”

“Ik ben hier een paar weken geleden geweest, niet een paar dagen.”

“Ach wat, de klant heeft altijd gelijk.”

Hij haalde zijn schouders op, nam de briefjes van vijftig en gaf hem het wisselgeld.

Weer buiten haalde Waymon op zijn beurt de schouders op en schreef ’s mans verwarring toe aan een te grote voorliefde voor de inhoud van zijn eigen nering.

Net als de eerste keer dat hij hier was kocht hij bij de tabakswinkel naast de slijterij tien Davidoff Nicaragua Toro sigaren en twee pakjes sigaretten. Billie rookte Marlboro’s maar hij kon zich er niet toe brengen dat merk te kopen. Hij kocht twee pakjes Davidoff classic. Ook hier meende hij een blik van herkenning te zien bij de vrouw achter de kassa. Hij wist zeker dat hij de vorige keer door een man geholpen was. Misschien had zij een beetje afzijdig gestaan en had hij haar niet opgemerkt maar zij hem blijkbaar wel. Aan de overkant van de straat was een café waar hij op het prettig verwarmde terras een kop koffie dronk, intussen dromerig naar buiten kijkend. Veel volk passeerde maar hij lette er niet zo op. Hij dacht aan zijn scenario. Beide personages had hij neergezet als naar binnen gekeerd, geen types die hun emoties de vrije loop lieten. Zij sprak sowieso niet veel en als ze iets zei was het tegen de kinderen, en hij sprak voornamelijk in algemeenheden die wat in hem omging veilig afschermden. Zelfs als hij tegen zijn kinderen zei dat hij van hen hield en het uit de grond van zijn hart meende, want hij deed vanaf de eerste dag veel moeite hen tot zich toe te laten en dat lukte hem tot zijn eigen verbazing vrij gemakkelijk, ook omdat de meisjes het hem niet moeilijk maakten en uit de instinctieve behoefte aan een vader hem meteen aanvaardden en in hun hart sloten en onvoorwaardelijk van hem hielden, dan nog bleef er die zelfgecreëerde afstand. Op momenten weliswaar een flinterdun vliesje, als ze hem omhelsden en overlaadden met kusjes, wat ze spontaan deden wanneer hij de deur was uit geweest en thuiskwam, alsof ze elke keer weer stiekem vreesden dat hij opnieuw voor lange tijd zou wegblijven, maar meestal een enkelsteens muurtje. Geen betonnen wand, geen dubbele muur met spouwruimte, een slecht gemetseld enkelsteens muurtje. De kinderen hadden er nog niet de kracht voor, hoewel de glimlach van de oudste en de oogopslag van de jongste akelig dicht in de buurt kwamen, maar zijn vrouw zou het muurtje met een enkele welgemikte trap kunnen slopen. Zij deed het niet. Alles wees er echter op dat het een kwestie van tijd was.

Zo zou het volgende deel van de film moeten gaan. Waymon wist alleen nog niet hoe dit om te zetten in een boeiend schouwspel. Het was nog te onderhuids, te etherisch, te weinig film. Misschien kon een toevallig opgevangen beeld hier hem inspireren, een gedachtegang in hem op gang brengen. Hij moest de ontwikkeling die hij voor ogen had en net in zijn hoofd had geformuleerd vangen in hoogstens drie filmische sequenties. En hij moest nu in elk geval globaal weten wat daarna ging gebeuren.

Hij zag de film als een vierluik: in de opening de introductie van de personages, tijdens het tweede deel de pogingen om de nieuwe situatie te laten lukken, in het derde deel de kink in de kabel en ten slotte de finale. Het moest geen Hollywood happy ending worden maar evenmin het zwartgallige einde dat je zo vaak in de Europese en Aziatische arthousefilms zag. Het moest dicht bij de realiteit zoals de meeste mensen die meemaakten blijven.

Hij dronk zijn koffie en rookte een sigaret en schreef in enkele trefwoorden op wat hij zojuist bedacht had. Daarna reed hij naar het makelaarskantoor om de huur van het huisje met twee weken te verlengen. De makelaar vroeg of het hem had bevallen; de vraag ergerde hem. Waarom zou hij langer willen blijven als hij het er niet fijn vond? En aangezien hij niet wilde praten over jagers en Billie en gifwolken zette hij snel een handtekening op het standaardaddendum van het contract en overhandigde het verschuldigde bedrag. De makelaar vroeg hem niet om te pinnen of om een creditcard en dat stemde hem milder. Eindelijk antwoordde hij en zei dat het een prima plek was om rustig te schrijven. De makelaar knikte begrijpend en vroeg met zo te horen oprecht belangstelling: “Dus u bent schrijver? Zijn er al boeken gepubliceerd, die ik in een boekhandel kan kopen?”

Waymon schudde zijn hoofd.

“Ik ben nog jong.”

“Als je goed bent speelt leeftijd toch geen rol?”

“Dat klopt. Maar ik schrijf een filmscenario. Misschien hebt u de televisieserie Wild Is De Wind gezien? Ik was een van de schrijvers ervan.”

Hij schudde zijn hoofd.

“Ik kijk weinig tv.”

Hij nam niet de autoweg terug maar besloot de toeristische route te nemen, langs akkerland, boerengehuchten en moerassig veen. Hij moest door het dorp om zijn huisje te bereiken maar hoewel hij het liefst direct naar het huisje was gereden om de aantekeningen uit te werken stopte hij bij het restaurant. Hij wilde Billie zien. Hij wilde zijn excuses aanbieden voor de verkeerde indruk die hij blijkbaar gewekt had, voor de verwachtingen waaraan hij niet voldaan had, om te zien hoe het met haar ging. Omdat hij geen zin had om naar binnen te gaan en te kijken of ze er al was, in de verwachting dat de argwaan van de dorpsbewoners en zeker van D.D. intussen was veranderd in pure vijandigheid, bleef hij in de auto zitten en zette zijn kraag op, in de ijdele hoop dat voorbijgangers hem noch zijn auto herkenden. Het risico nemend dat hij zijn accu leegtrok liet hij de verwarming aan en luisterde naar de radio. Hij zocht naar een geschikte zender en vond een praatprogramma waar een discussie aan de gang was over ‘kunst en maatschappelijke betrokkenheid’, hetgeen hem dwong na te denken over zijn eigen standpunt. Hij had nooit actuele thema’s tot onderwerp gekozen in zijn tot nu toe enige in de openbaarheid verschenen schrijfsels, namelijk de tv-serie Wild Is De Wind, bang als hij was dat het thema bij eerste vertoning al achterhaald zou zijn en ervan overtuigd dat zijn persoonlijke standpunten over politieke en maatschappelijke kwesties impliciet overgebracht werden aan in elk geval het intelligente deel van de kijkers. Kon je bij Wild Is De Wind nog zeggen dat het uiterste conservatieve wereldbeeld van het hoofdpersonage, een akkerbouwer die nadat zijn vrouw was gestorven hertrouwde met haar zus en haar in een mal van onderdanigheid probeerde te persen waarin zijn overleden vrouw moeiteloos paste maar de uiterlijk sprekend op haar lijkende doch vrijgevochten tweelingzus niet, waarna zij hem verliet voor zijn knecht, een liberaal statement uitdroeg, dat kwam vooral door het oorspronkelijke materiaal, de film met Anna Magnani en Anthony Quinn, dat als uitgangspunt voor de serie genomen was. Het waren de andere scenaristen die aan de serie meeschreven die bij het vorderen van het eerste seizoen een meer feministische draai gaven aan zijn oorspronkelijke psychologische benadering. De serie was zo opgezet dat aan het einde van seizoen twee de verhaallijn weer synchroon kwam te lopen met die van de film, wat een natuurlijk einde van de serie zou opleveren. Toen de producent vanwege de hoge kijkcijfers de serie een langere looptijd wilde geven en er een moderne Hatfield versus McCoy-vete van wilde laten maken haakte Waymon af. Het derde seizoen week zo sterk af van de oorspronkelijke opzet dat de kijkers massaal afhaakten en de serie het einde van de reeks bijna niet haalde. Men was zo slim op de schreden terug te keren en voor de slotaflevering werd zijn script weer tevoorschijn gehaald. Hoewel door de aanpassingen die gemaakt moesten worden vanwege de derdeseizoensverwikkelingen het einde een bizar en van alle logica gespeend zooitje was geworden had Waymon zich bevestigd gevoeld in zijn visie.

Hij ging zo op in het herbeleven van de overwinning op de ervaren tv-producenten dat hij geen oor had voor de discussie op de radio waar nu een pleidooi gehouden werd voor radicale stellingname tegen het opkomend rechts-populisme voordat het definitief afgleed naar fascisme, en geen oog had voor wat direct buiten zijn auto gebeurde: op de stoep stond slechts tien meter van hem vandaan al een hele tijd iemand naar hem te staren.

Met het gezicht verborgen in de bontkraag van de parka en onder de capuchon van de eronder gedragen hoodie zou deze persoon sowieso niet herkend zijn door Waymon, maar degene die hem van de andere kant benaderde zag hij wel, als was het eerst via de buitenspiegel. Hij draaide het raampje open en zei: “Heb je geen ontslag genomen?”

“Als je dat dacht, waarom sta je dan hier?”

“Ik moet toch ergens beginnen en ik weet niet waar je woont.”

Ze stapte in en samen reden ze naar het huisje.

“Hier naar rechts,” zei Billie toen ze bijna het dorp uit waren.

“Ik wil zonder omweg naar huis.”

“Sla hier rechtsaf,” commandeerde Billie; Waymon gehoorzaamde.

“Het vijfde huis aan de linkerkant, daar wonen mijn ouders. Ik woon in de garage ernaast.”

Waymon keek naar de grijze garagepoort met de paarse loopdeur.

“Voor het geval je me weer kwijt bent. Nu mag je naar het huisje rijden.”

“Wil je vader je niet uit huis zetten als je mij bleef zien?”

“Hij hoeft niet te weten dat ik bij jou ben.”

“Alsof zoiets geheim kan blijven in dit dorp.”

“Ik ben van hier. Ik ken alle sluipwegen, letterlijk en overdrachtelijk,” riep ze triomfantelijk uit.

“Dus je bent niet meer boos op me?”

“Dat was toneelspel, voor de bühne. Je weet toch dat ik theaterwetenschappen studeer.”

“Je stapte net open en bloot in mijn auto.”

“Dat deed ik omdat je gevaar liep. Zag je die vent op de stoep niet?”

Waymon schudde het hoofd.

“Wie was dat?”

“Dat was de man die navraag over je doet. Weet je inmiddels wie hij is?”

“Geen flauw idee. Jij?”

“Hoe moet ik dat weten?”

“Je kunt iets gehoord hebben. Hoe ziet hij eruit? Jij zag hem net. Misschien gaat door zijn beschrijving een belletje bij mij rinkelen.”

“Hij heeft een groen en een blauw oog en een reptielenhuid.”

“Echt?”

Billie begon te lachen.

“Natuurlijk niet. Ik weet niet hoe hij eruitziet. Zijn hoofd zat verborgen onder de capuchon van een hoodie.”

“Waarom weet je dan dat hij het was die op de stoep stond?”

“Omdat ik iedereen in het dorp ken en de vent die naar jou stond te staren niet. Omdat die vent naar jou stond te staren.”

“Misschien had hij belangstelling voor mijn auto.”

“Je hebt de saaiste auto van het heelal. Niemand heeft belangstelling voor jouw auto.”

“Misschien keek hij over de auto heen naar jou.”

“Hij keek naar jou, Waymon,” zei Billie stellig.

“Maar waarom?”

“Geen idee. Wat ik wel weet is dat hij plotseling opduikt op onverwachte plekken. Ik stond aan de overkant naar jou te kijken, wendde even mijn blik af en violà, daar stond hij.”

“Je had hem gewoon niet aan zien komen lopen.”

“Het trottoir was verlaten, op een paar mensen die ik ken na.”

“Hij was uit de auto die voor me geparkeerd stond gestapt.”

“Alle bij jou in de buurt geparkeerde auto’s waren van mensen die ik ken. Geloof me, die man kent ook sluipwegen.”

En ze voegde er op een toon die ontzag verried en tegelijk onheil vreesde aan toe: “Sluipwegen die ik niet ken.”

​

​

​

III.

 

​

​

 

De volgende dagen kwam er geen onheil. Billie zou er naderhand op terugkijken als een sprookjesachtige droom, een volmaakte tijd waarin heel haar leven tot dan toe samengebald was en gesublimeerd werd tot hoogtes waarvan ze niet wist dat ze bestonden. Ze belandde in een roes die dagen zou aanhouden, waardoor haar voeten nauwelijks nog de grond raakten en ze door een trampoline van onzichtbare verdichte lucht voortbewogen werd. Ook Waymon geraakte in een euforische stemming maar die uitte zich juist in een fysieke zwaarte die hem naar de aarde drukte, waardoor hij nauwelijks nog kon voortbewegen. Ze leefden van de lucht en van elkaar, aten en dronken maar heel af en toe wat en vergaten te roken. Hij vergat het scenario, degene die het op hem voorzien had, de kwaadaardige mist die hem geteisterd had; zij vergat haar werk en studie en ouders, de onzekere toekomst die ze door deze keuze te maken tegemoet ging, degene die navraag naar hem deed.

Het huisje was hun paradijs en dankzij de machohomojagers die zich om elkaar af te troeven te buiten waren gegaan aan uiterst competitieve houthakwedstrijden was de voorraad houtblokken voor de open haard zo enorm dat Waymon en Billie er de rest van de winter warmpjes bij konden zitten en ondanks de vrieskou buiten niet eens hun kleren hoefden aan te trekken, wat ze dus ook niet deden. Billie zweefde in haar prachtige blootje door de ruimtes, Waymon lag met een constante erectie op het bed en op de bank en op het hoogpolige tapijt voor de open haard.

Anders dan Adam en Eva, die toen zij in het Paradijs verkeerden nog geen zelfbewustzijn kenden en nog geen onderscheid konden maken noch een oordeel konden vormen aangezien zij nog niet de vrucht van de boom van de Kennis van Goed en Kwaad gegeten hadden, waren Waymon en Billie zich wel degelijk bewust van de gezegende situatie waarin ze zich bevonden en wisten heel goed dat er op een gegeven moment een einde aan zou komen. Het was Billie die het lukte met de voeten de grond aan te raken en als eerste de wereld van de ongelukkige stervelingen weer te betreden.

“Ik ga mijn ouders bezoeken. Mag ik je auto lenen of ga je mee?”

Waymons erectie verdween terstond maar de energie die het gekost had om hem voortdurend omhoog te houden stroomde nu naar de rest van zijn lichaam.

“Ik rijd je wel. Zullen we eerst samen een douche nemen?”

Ondanks verwoede pogingen beiderzijds steeg tijdens de gezamenlijke douche Waymons lid tot geen enkele hoogte, maar dat verbaasde hen allerminst: het had de afgelopen dagen uitstekende en continue prestaties geleverd.

Waymon zette Billie voor het huis van haar ouders af maar ging niet mee naar binnen.

In plaats daarvan werkte hij op lage snelheid systematisch alle straten van het dorp af uitkijkend naar de man die het op hem voorzien had en die navraag naar hem deed en zijn gezicht verborg onder de capuchon van een hoodie. Hij zag niemand die in aanmerking kwam. Toen Billie hem een sms’je stuurde met het bericht dat ze bij haar ouders zou blijven reed hij terug. Hij ruimde op, wiste alle sporen van de afgelopen idylle en toen het huis er weer uit zag alsof Billie er niet was geweest ging hij aan het bureau zitten om de draad van het scenario op te pakken. Hij stak een sigaar aan en werd na de eerste trek duizelig omdat hij al dagen niet gerookt had.

Even leek het alsof hij zichzelf zag, daar buiten op het terras, toen de man de capuchon afdeed. Hij knipperde met zijn ogen en het terras was leeg. “Hij kent sluipwegen die ik niet eens ken,” hoorde hij Billie zeggen maar hij wuifde wat hij meende te hebben gezien weg als verbeelding, als een door een nicotine-overdosis verwekte kortstondige hallucinatie.

Het kostte hem moeite om zijn hoofd leeg te maken en Billie in elk geval voor het moment uit zijn gedachtes te weren en ruimte te creëren voor de kink in de kabel. Het leek hem te voor de hand liggend om de man te laten vervallen in oude gewoontes met oude vrienden en het paste ook niet in de ontwikkeling die hij de man liet doormaken. De ontdekking van de nymfomane levensstijl van zijn vrouw tijdens zijn afwezigheid bood op het eerste gezicht een beter uitgangspunt om uit te werken.

Eerst moest Waymon bedenken hoe de man erachter kwam. Had ze een dagboek bijgehouden? Nee, daar was ze het type niet voor. Vond hij een oude agenda, vol afspraken? Mogelijk. Biechtte ze het hem op? Kreeg hij argwaan doordat seks met haar anders was dan vroeger? Goed, ze waren toen jong en wisten niet wat te doen dus beperkte hij zich tot de basishandelingen die zij vrij passief onderging, en ze stelde zich nog steeds niet erg actief op maar het raffinement waarmee ze hem tegenwoordig in de stemming bracht was haar vroeger volkomen vreemd geweest. Alsof ze precies wist wat ze moest doen. Had ze vroeger lust gevoeld die meteen bevredigd moest worden, nu haalde ze haar bevrediging uit het opwekken van lust. Nee, de man was niet in staat dergelijke subtiliteit te ervaren. Hij was een nozem, een kruimeldief, een bajesklant. Maar, alweer, hoe zoiets te vertalen naar film?

Een oude klant die plots aan de deur stond in de hoop zonder afspraak aan zijn trekken te komen? Die ze tegenkwamen in de supermarkt? Hij had met zijn achterdochtige scherpte eigen aan volk dat zich op straat staande moest houden meteen in de gaten dat er wat speelde tussen haar en die vent met zijn karretje vol luiers, babyvoeding en flessen wijn. Dat bracht oude reflexen bij hem naar boven. Terwijl zijn vrouw zich nergens van bewust de boodschappen in de auto aan het laden was en met de kinderen veilig vastgegespt in de kinderstoeltjes op de achterbank liep hij naar die vent aan de andere kant van de parkeerplaats en gaf hem een ongenadig pak slaag. Zo’n miezerige kantoormuis, zo’n kleurloze ambtenaar had van zijn vrouw af te blijven. Iedereen moest zijn poten thuis houden! Van een afstand zag zij echter wat gebeurde en ze reed zonder hem weg. Ja, daar kon hij wat mee.

Hij wist ternauwernood aan de door omstanders gebelde politie te ontkomen en liep met zijn met vreemd bloed besmeurde vuisten diep in de zakken gestoken naar huis. Tijdens deze wandeling maakte zijn aanvankelijke zelfrechtvaardiging over de matpartij en zijn nog steeds zinderende woede over wat zijn vrouw tijdens zijn gevangenistijd had uitgespookt en zijn verontwaardiging dat ze zijn kinderen hier aan had blootgesteld, dat kon niet anders, daar moesten ze hoe klein ze ook waren iets van hebben meegekregen, langzaam maar zeker plaats voor iets wat hem vreemd was: reflectie.

Was het wel zo slim blind te vertrouwen op conclusies die hij getrokken had na een enkel moment van ongemakkelijk oogcontact? Moest hij niet ook haar kant van het verhaal aanhoren voordat hij oordeelde? En zelfs al was het waar, en het was waar want hij voelde feilloos aan wat om hem heen broeide, daardoor was hij het leven op straat zonder noemenswaardige kleerscheuren doorgekomen, had hij dan niet het recht verspeeld aanspraak op haar te maken toen hij in de politieval trapte? Had hij toen niet gefaald, was hij toen niet tekortgeschoten in het beschermen van haar en de kinderen? Was het niet onvermijdelijk geweest dat ze het heft in eigen hand nam en deed wat nodig was om het hoofd boven water te houden? Wie was hij om daar over te kunnen oordelen, vanuit zijn paar vierkante meter van de buitenwereld afgesloten leefruimte? Deze innerlijke monoloog moest zichtbaar gemaakt worden door de manier waarop hij liep en door de blik in zijn ogen.

Eenmaal thuis zou hij meteen erkennen dat het fout was geweest om die vent in elkaar te slaan en hij zou haar om vergeving vragen. Zou ze hem die kans geven? Waymon dacht van wel. Zou zij dan alsnog haar voormalige leven aan hem opbiechten? En zo ja, hoe zou hij reageren? Als zij hem vergaf om zijn ondoordachte actie en hij haar haar bezoedelde verleden niet kwalijk nam, was dat het einde van de film, een spiegel van het slot van L’Enfant, maar nu op een hoger niveau.

In grote lijnen was de film nu af, dacht Waymon. De rest was inkleuring. Dit was het concept dat hij de volgende ochtend naar de producent ging sturen. Hij zette het bijgewerkte bestand op een usb-stick. Tijd voor whisky en muziek. Hij koos voor The Desert Music van Steve Reich. Zijn werk hier was naar zijn overtuiging af. Het schrijven van de concrete scènes een invuloefening die hij sowieso samen met de regisseur wilde doen. Hij had er zelfs geen bezwaar tegen zich nu terug te trekken en de rest over te laten aan de creatieve inbreng van regisseur en hoofdrolspelers, mits er werd gekozen voor Déborah François en Jérémie Renier. Anders trok hij het scenario terug. Was er al een regisseur aangetrokken?

Morgen zou hij het scenario persoonlijk afgeven aan de producent. Zijn kantoor was immers nog geen vijftig kilometer hiervandaan. Hij stuurde hem een sms’je met een uitnodiging voor een zakenlunch de volgende dag. Hij kreeg prompt antwoord dat het een prima idee was. Daarna belde hij naar het makelaarskantoor om te vragen of hij het huurcontract per direct kon ontbinden, maar er werd niet opgenomen. Het was avond, iedereen was natuurlijk al naar huis. Omdat hij vooruit betaald had achtte hij de kans klein geld terug te krijgen, dus besloot hij de resterende tijd hier vakantie te vieren. Na de lunch morgen zou hij een boek gaan kopen dat hij met uitzicht op het meer zou gaan lezen. Hij rookte de sigaar op en ging naar bed.

Midden in de nacht schrok hij wakker toen een arm om zijn bovenlijf geslagen werd, maar voordat hij kon reageren werden lieve woordjes in zijn oor gefluisterd.

“Hoe ben je binnengekomen?”

Zijn stem was rustig maar zijn hart ging tekeer.

“Had je niet expres voor mij de terrasdeur open gelaten?”

“Nee. Ik had je niet verwacht. Was het niet leuk bij je ouders?”

“Ze moesten weg. De verjaardag van mijn tante. Die woont een dorp verder. En toen zat ik alleen in mijn eigen huisje annex omgebouwde garage en voelde me alleen en heb ik de fiets gepakt en ben hierheen gekomen.”

“Helemaal op de fiets?”

“Ja. Voel je niet hoe koud mijn handen en voeten zijn?”

Het drong nu pas tot hem door. Hij drukte haar handen stevig tegen zijn borst. Zij legde haar linkerbeen over zijn heup en begroef haar voet tussen zijn dijen.

“Als die voet warm is zullen we moeten omdraaien.”

Zo vielen ze in slaap; de rechtervoet bleef koud. Toen ze ’s ochtends wakker werd lagen ze in precies dezelfde houding als waarin ze in slaap waren gevallen en had haar rechtervoet nog steeds niet de temperatuur van de rest van haar lichaam aangenomen. Ze trok haar arm en been terug, waardoor Waymon van houding veranderde en op zijn rug ging liggen. Billie legde haar koude voet op zijn ochtenderectie die meteen reageerde en nog stijver werd. Ze bewoog de zool van haar voet over zijn lid totdat hij zijn ogen opende.

“Ga door.”

“Mijn voet is nu warm,” zei ze en stond op. Nadat ze snel haar kleren had aangetrokken liep ze de slaapkamer uit terwijl ze zei: “Ik maak alvast de haard aan.”

“Ik verwacht dat hij nog nasmeult. Gooi er eerst wat kranten op zodat het vuur aanwakkert.”

In plaats van een bevestiging hoorde Waymon een gil. Hij sprong uit bed en rende de slaapkamer uit, om bij de deur tegen Billie aan te botsen.

“Wat heb jij gisteren in godsnaam gedaan?”

“Geschreven. Hoezo?”

“Ga zelf maar kijken.”

Op het hoogpolige tapijt voor de open haard lagen in een cirkel acht dode vleermuizen. Midden in de cirkel was een kaart neergelegd. De kaart Gerechtigheid uit de Tarot. Erop lag een oude sleutel.

“Je denkt toch niet echt dat ik zoiets zou doen?” riep hij richting slaapkamer.

“Dan is er iemand binnen geweest.”

Ze kwam terug, ging naast hem staan en pakte zijn hand vast.

“Daar lijkt het wel op. Je hebt dit niet zien liggen toen je vannacht binnenkwam?”

“Nee. Ik heb het licht niet aangemaakt.”

“Dus het kan er toen al gelegen hebben?”

“Misschien. Weet je wat het betekent?”

“Dat iemand hier binnen is geweest terwijl ik lag te slapen.”

“Ik bedoel de symboliek.”

Waymon haalde zijn schouders op.

“Om bij de sleutel te beginnen, dat spreekt vanzelf. Een sleutel geeft toegang tot een afgesloten ruimte.”

“Of je kunt ermee vanuit een afgesloten ruimte de deur naar de vrijheid openen.”

“Dat ook, ja. Bij vleermuizen denk ik al snel aan vampiers. Op die kaart staat gerechtigheid, dat spreekt vanzelf. De kaart heeft nummer VIII en er liggen acht vleermuizen. Wat dat betekent weet ik niet.”

“In de bieb hebben ze er wel boeken over.”

“Ik heb straks een lunchafspraak in de stad en wilde daar sowieso nog naar een boekwinkel. In plaats van een roman worden het dus boeken over getallenleer, de Tarot en dierensymboliek.”

“Ik ga met je mee.”

“Mag je van je vader weer met me omgaan?”

“Ik ben volwassen en als hij zo kinderachtig is om me financieel de nek om te draaien om keuzes die ik maak, moet hij dat vooral zelf weten. Het is niet zo dat ik aan de drugs ben of in handen ben gevallen van een loverboy.”

“Dus je daagt hem uit zijn dreigementen waar te maken?”

“Om eerlijk te zijn: we hebben het uitgepraat. Ik denk dat hij vooral zo reageerde omdat er anderen bij waren en hij niet wilde overkomen als iemand met wie de vloer wordt aangeveegd door zijn eigen dochter.”

“Dus je gaat met me mee? Prima. Pak al je spullen. Ik betwijfel of ik nog hier terug wil komen.”

Nadat alles was ingepakt en in de auto geladen stopte Waymon de vleermuizen, de sleutel en de tarotkaart in een vuilniszak en zette die aan de voordeur.

“Moet je dat niet verbranden om de vloek te vernietigen?”

“Ik geloof niet in voodoo.”

“Degene die dit gedaan heeft blijkbaar wel. Hij zal zo’n actie niet waarderen.”

“Wil je die beestjes in de open haard gooien?”

“Nee. Buiten. We laden de houtblokken in die ijzeren mand en steken buiten de hele boel in de hens.”

Billie glunderde helemaal toen ze buiten op het grasveldje tussen het terras en het meer de smeulende houtblokken op een hoopje gooide en een krant aanstak.

“Ik had nooit een pyromaan achter je gezocht.”

“Gooi die beesten erop.”

Toen de vleermuizen vlam vatten en begonnen te knetteren gooide Waymon de sleutel en de kaart erop. Ze bleven naar het vuur kijken totdat er van de diertjes alleen nog botjes over waren. De sleutel lag roodgloeiend midden op het hoopje.

“Doet goed, hè?”

“Doet goed, ja.”

Ze reden naar het volgende dorp om in een lunchroom te ontbijten.

“Mijn jarige tante woont hier om de hoek,” zei Billie terwijl ze suiker in de koffie deed. Waymon had net een hap van het broodje kaas genomen en antwoordde pas toen hij alles had doorgeslikt.

“Wil je haar gaan feliciteren?”

Nu had Billie op haar beurt de mond vol en schudde het hoofd.

“Wie is die vent en wat wil hij van mij?”

“Je hebt nog steeds geen idee?”

“Nee. Misschien gaat me een lichtje op als ik de symboliek van zijn boodschap begrijp.”

“Eet dan door, zodat we naar de boekhandel kunnen.”

 

Het was een boekhandel met een uitgebreid aanbod en het kostte hun geen moeite boeken te vinden over de onderwerpen waarover ze informatie zochten. Ze selecteerden de boeken die het uitgebreidst waren en serieus leken en liepen net na twaalven naar buiten. Bij de deur van het restaurant waar Waymon had afgesproken gaf hij de tas met boeken aan Billie.

“Hier. Kun je je alvast een beetje inlezen,” zei hij en ging naar binnen. Omdat Billie niet wist waarheen te gaan en ze het te koud vond om op een van de her en der verspreid staande bankjes te gaan zitten ging ze ook naar binnen en nam een tafeltje in een hoek. Waymon zat met de rug naar haar toe maar ze had goed zicht op hem. Ze verdeelde de aandacht tussen de boeken, het eten van een champignonomelet en het observeren van Waymon en zijn gesprekspartner, maar omdat ze de conversatie niet kon volgen en er verder niet veel viel te zien aan twee mannen die rustig zaten te eten en te praten raakte ze al snel afgeleid en verlegde haar aandacht naar andere gasten en naar het bedienend personeel, totdat ook dat saai werd en ze het volgende boek oppakte en doorbladerde. Toen ze zag dat Waymons lunchafspraak opstond en na een handdruk het restaurant verliet stond ze op en ging aan zijn tafeltje zitten.

“Was hij blij met het scenario?”

“Ik heb geen geprinte versie dus hij heeft het niet kunnen lezen. Hij heeft het van mijn usb-stick geüpload. Maar hij was enthousiast over wat ik hem vertelde en, ook belangrijk, hij gaat de door mij beoogde actrice en acteur benaderen om in de film te spelen. Ik heb niet eens hoeven dreigen anders geen toestemming te geven tot verfilming.”

“Dus je bent nu een gelukkig man.”

Hij glimlachte.

“Jij speelt er ook een rol in.”

Billie keek verschrikt.

“In jouw scenario? In de film? Ik kan…”

“Nee, gekkie, niet in mijn film. In mijn gelukkig zijn.”

“Dan ga ik je nog gelukkiger maken,” zei ze gerustgesteld, “want ik heb mijn huiswerk gedaan.”

“Vertel.”

“Het getal 8 staat omdat het in volkomen gelijke delen kan worden gesplitst voor…”

“Hoe bedoel je?”

“8 = 4 + 4 of 2 + 2 + 2 + 2 of 1 + 1 + 1 + 1 + 1 + 1 + 1 + 1. Het is qua vorm samengesteld uit twee haaks op elkaar staande vierkanten en staat voor de gerechtigheid die voortkomt uit de wet van oorzaak en gevolg, oftewel karma. Dus zo kennen we meteen de betekenis van de tarotkaart. De kaart zegt dat de situatie waarin je je nu bevindt het gevolg is van oorzaken die in het verleden liggen. Het is de kaart van het recht dat zijn beloop krijgt. Blijkbaar heb je die vent in het verleden iets aangedaan en wil hij dat nu in evenwicht brengen. Rinkelt er al een belletje?”

Waymon dacht even na.

“Nee, nog steeds niet. Wat hebben die vleermuizen te betekenen?”

“Dat heb ik opgeschreven zodat ik het zo secuur mogelijk kan vertellen.”

Ze haalde een vel papier uit een van de boeken en las voor: “Onverwerkte, naar het onbewuste verdrongen psychische inhouden die vanuit het onbewuste de helderheid van het bewustzijn vertroebelen.”

“Een hele mondvol dus waar ik omdat het zich blijkbaar allemaal in het onbewuste bevindt niet eens bij kan. Daar kom ik dus geen steek verder mee.”

“Dit was een erg psychoanalytische uitleg maar ik las in een ander boek iets anders: ‘De vleermuis kan doordat hij op de kop hangt dingen op een heel andere manier bekijken. De vleermuis laat zien dat alles op meerdere manieren bekeken kan worden.’ Kun je daar wat mee?”

“Dat is me nog steeds veel te algemeen. Zo’n stelling kun je in elke situatie inbrengen.”

“De boodschapper heeft blijkbaar een heel specifieke situatie op het oog.”

“Dan moet hij hier aan het tafeltje komen zitten en het me uitleggen. Ik ben niet te beroerd om het toe te geven als ik een fout heb gemaakt.”

“Ik denk niet dat hij je direct gaat benaderen. Dan had hij het al gedaan. Meteen. Hij zal je blijven bestoken met dergelijke boodschappen en zal als je het niet begrijpt of geen actie onderneemt in de richting die hij voor ogen heeft verder escaleren.”

“Dus het gaat nog erger worden.”

“Ik ben bang van wel.”

“Wat ben jij, een profiler van de Inlichtingendienst?”

“Ik studeer theaterwetenschappen. Ik krijg les in het doorgronden van personages. Dat kun je een soort ‘profilen’ noemen.”

“Goed dat ik juist jou tegen het lijf ben gelopen.”

“Jij bent schrijver, jij moet je personages toch ook doorgronden? Profielen opstellen, hen een verleden geven dat consistent is met het karakter?”

“Misschien doe ik dat wel, maar het is bij mij geen bewust rationeel proces. Ik vertrouw erop dat tijdens het schrijven een soort interne consistentie ontstaat. Eerlijk gezegd is het altijd afwachten of anderen dat oppikken.”

“Wil je nog iets drinken of zullen we gaan?”

Eenmaal in de auto wachtte Waymon alvorens de sleutel om te draaien.

“Twijfel je of je terug naar het huisje wilt?”

Hij knikte.

“Ik ben niet alleen naar dat huisje gegaan om rustig te kunnen schrijven. Ik had namelijk thuis al het gevoel dat iemand het op mij voorzien had. Iemand die het lukte om onzichtbaar te blijven, althans voor mij.”

“En hij heeft je weten te achterhalen.”

“Ja. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen die ik genomen had, zoals overal en altijd contant betalen en een antiek mobieltje zonder gps. Ik wist zelfs niet eens waar ik na een kriskrasrit door het land uiteindelijk zou terechtkomen totdat ik er was, op een volkomen willekeurige plek. Ik had voor hetzelfde geld ergens honderd kilometer in de tegenovergestelde richting kunnen belanden.”

“En je bent niet achtervolgd?”

“Zeer onwaarschijnlijk. Het klinkt paranoïde, maar ik heb allerlei trucjes toegepast, zoals onverwacht een steegje inrijden en uit het zicht blijven staan en na een tijdje de tegengestelde richting nemen.”

“Misschien komt het feit dat ik een fan ben van tv-series als NCIS nu goed van pas,” zei Billie terwijl ze uitstapte.

“Wat ga je doen?”

“Let maar op.”

Ze liep rond de auto maar toen ze aan de achterkant stond bukte ze zich en kon Waymon haar niet meer zien. Even later sprong ze als een duveltje uit een doosje tevoorschijn en stapte weer in. Ze had een klein plastic apparaatje in haar hand.

“Dit zat achter je bumper. Een gps-tracker. En niet eens een goedkope.”

“Hij doet dus veel moeite om te weten waar ik ben. Hij heeft dus een serieus probleem met mij.”

“Dat kun je wel zeggen.”

Hij keek aandachtig naar het apparaatje.

“Ik heb een idee. Als ik deze bevestig aan een zeecontainer die naar Amerika vaart ben ik van hem af.”

“Voorlopig wel.”

“Heb je iets te doen vanmiddag?”

“Ik was van plan de middag met jou door te brengen.”

“Op naar de Tweede Maasvlakte?”

“Ben je niet nieuwsgierig naar wie hier achter zit en waarom?”

“Totaal niet. Ik wil met rust gelaten worden.”

“Je kunt dit ding beter plakken aan een truck die naar Oost-Europa rijdt. Ik weet niet hoe groot het bereik hiervan is en als hij het signaal kwijtraakt doordat de tracker zich ergens op de oceaan bevindt is de kans groot dat hij hier blijft omdat hij niet weet waar hij moet zoeken en misschien denkt dat jij dat ding ontdekt en vernietigd hebt.”

“Ik word met de minuut blijer je bij me te hebben.”

“Ben je nu blijer dan toen we grenzeloze seks hadden?”

“Dat was inderdaad ook fantastisch. Weet je hier in de regio een parkeerplek voor internationaal vrachtverkeer?”

“Ik weet er eentje. Ik heb er eens getankt en zag allemaal vrachtauto’s uit Tsjechië en Bulgarije op de parkeerplaats staan. Je moet aan de oostkant de stad uit.”

Het was niet moeilijk te vinden. Ze zochten een vrachtwagen uit met Oekraïens kenteken en bevestigden de gps-tracker op een onopvallende plek. Om een geldige reden te hebben hier te zijn tankte Waymon en betaalde met zijn pinpas. Voor de zekerheid reed hij vervolgens enkele tientallen kilometers oostwaarts, verliet de autoweg, reed een klein stadje door en keerde in een grote zuidelijke lus terug naar het dorp, waar ze nu van de andere kant binnenkwamen.

De volgende dagen bleef het rustig en Waymon was ervan overtuigd degene die het op hem voorzien had van zich te hebben afgeschud. Intussen vierde hij vakantie in het huisje, durfde zelfs het bos weer in te gaan en bracht veel tijd door met Billie. Naast de gebruikelijke dingen die verliefde mensen met elkaar deden, zoals eten, drinken, slapen en neuken, gingen ze regelmatig naar de bibliotheek om online te zoeken naar een nieuwe plek om te wonen.

“Je kunt niet eeuwig blijven vluchten,” zei Billie ontmoedigd toen Waymon opnieuw een woning afwees in de buurt van de universiteit waar Billie studeerde, een voorwaarde van haar: op fietsafstand van de uni.

“Ik vlucht niet.”

“Vroeg of laat zal hij je weten te vinden. Iemand die er zoveel energie insteekt als hij tot nu toe gedaan heeft is vastbesloten en geeft niet op. Je moet een confrontatie uitlokken, dan ben je er in één keer van af.”

“Dat is maar de vraag.”

“Hoe langer je wacht, des te verder hij ontspoort.”

“Is dit allemaal nog niet ontspoord genoeg?”

“Als je weet wat er aan de hand is kun je concrete maatregelen nemen. Politie inschakelen, straatverbod aanvragen. Of misschien zelfs de hele kwestie tot een oplossing brengen.”

Ze stond op en zei: “Nu ga ik boodschappen doen.”

“Ik ga niet mee.”

“Ik heb de auto nodig.”

“Pak maar. Ik loop wel naar huis. Een beetje beweging in de buitenlucht is net wat ik nodig heb.”

“Ik denk dat ik ook een bezoekje ga brengen aan mijn ouders, dus ik blijf wat langer weg.”

 

Waymon zat tevreden met een sigaar in de schemering naar het meer te staren toen Billie terugkwam. Ze was furieus. Ze had de voordeur nog niet achter zich dichtgeslagen of ze begon met overslaande stem een tirade die Waymon deed huiveren. Ze begon en eindigde met: “Dus je sluipt er ’s nachts terwijl ik lig te slapen tussenuit om voor mijn ouders’ huis schandalen te maken? Wat mankeert je?”

“Ik heb geen idee waar je het over hebt,” was alles wat Waymon kon uitbrengen.

“Je verschijnt midden in de nacht bij het huis van mijn ouders, begint op te scheppen over onze seksuele escapades en nu weet je niet waar ik het over heb?”

“Nee, ik heb dat namelijk niet gedaan.”

“Je liegt. Mijn ouders hebben je duidelijk beschreven, tot en met de kleren die je gisteren aan had. En zij hebben me dingen verteld die alleen jij en ik kunnen weten. Ik ben weg hier.”

“Ik lieg niet, Billie. Je moet me geloven.”

“Je geloven? En dan? Er van uitgaan dat je dat onder hypnose hebt gedaan? Of al slaapwandelend?”

“Ik heb er geen verklaring voor. Maar zeg nou zelf, je maakt me nu weken van dichtbij mee: houd je me voor iemand die iets dergelijks zou doen?”

“Ik maak mijn ouders al mijn hele leven van dichtbij mee. Zij zuigen zoiets niet uit hun duim. Maar van jou weet ik als puntje bij paaltje komt heel weinig. Vrijwel niets.”

“Genoeg om te weten dat ik zoiets niet doe en niet slaapwandel of gehypnotiseerd ben.”

Waymons toon was vol berusting want hij zag dat niets wat hij op dat moment zei enige impact op haar kon hebben, daarvoor was ze te ontsteld.

Billie reed terug naar het dorp, in Waymons auto, met de boodschappen nog in dozen op de achterbank onverschillig over het feit dat wat ze deed in feite diefstal was. Ze wist niet meer wat te denken. Haar ouders waren normale, eerlijke mensen die niet eens hadden kunnen verzinnen wat zij haar verteld hadden; zoiets viel mijlenver buiten de extravagantste uitspattingen van hun denkraam. Ze gebruikten woorden wanneer ze hem citeerden waarvan ze de betekenis niet eens kenden. Bovendien was wat ze zeiden over Waymon en haar waar. Weliswaar niets voor een volwassen, onafhankelijke vrouw om zich voor te generen maar ze schaamde zich toch: ouders hoorden dergelijke dingen niet te weten van hun kinderen.

Ze snapte er helemaal niets meer van toen ze bij het ouderlijk huis arriveerde en de oprit opdraaide en voor de deur van de garage die toegang tot haar eigen huisje verschafte Waymon zag staan. Waar haalde hij het lef vandaan? Verontrustender: hoe was hij zo snel hier gekomen?

​

​

​

​

​

IV.

 

 

​

De volgende dag pakte Waymon al zijn spullen in om hier definitief weg te gaan. Toen hij alles in de auto had geladen keek hij een laatste keer rond. Hier had hij een scenario geschreven waar hij erg tevreden over was en de producent in wiens opdracht hij had gewerkt ook, zoals hij juist via de telefoon vernomen had. Ook had hij hier vreemde dingen meegemaakt, zoals indirecte bedreigingen van de jager en de dorpsbewoners en spookachtige activiteiten van degene die het op hem voorzien had en die hij niet van zich af had weten te schudden. Maar bovenal zou hij zich deze plek herinneren vanwege de bijzondere ervaring die Billie heette. Hij sloeg de deur achter zich dicht en stapte in de auto. Hoe had ze die eigenlijk teruggebracht? En wanneer? En waarom? Hij zat achter het stuur maar in plaats van de motor te starten staarde hij door de voorruit naar het pad dat hem van deze plek weg zou voeren. Na een tijdje stapte hij weer uit, maakte de kofferbak open, haalde de weekendtas met zijn spullen er uit en ging door zijn kleren. Het okergele katoenen overhemd dat hij een paar dagen geleden nog had gedragen ontbrak. Hij ging terug naar het huisje en zocht binnen alles af maar vond het overhemd niet. Zou Billie het als aandenken hebben meegenomen? Hij stapte in en reed weg. Naar het dorp. Naar Billies huis. Want ondanks het nare einde van hun liaison moest hij afscheid van haar nemen. Haar een laatste keer zien. Hij stapte niet uit maar bleef in de auto zitten en keek naar de garage en de paarse loopdeur die toegang verschafte tot haar huisje. Al snel dwaalden zijn gedachtes af en zag hij zich op een draaidag de set bezoeken en kennismaken met de regisseur, een vooralsnog non-descript persoon die afwisselend in Nederlands, Frans en Engels aanwijzingen gaf. Hij zag zijn vriend de producent maar die kon maar even blijven en moest dringend zaken regelen voor een komende draaidag. Hij zag allerlei mensen druk bezig met het verplaatsen van microfoonstandaards en het uitrichten van lampen en het verbergen van kabels. Hij zag de cameraman die nauwgezet een objectief schoonmaakte. Hij zag bij de koffietafel Jérémie Renier met nog steeds jongensachtige charme verwikkeld in een praatje met een van de superjonge stagiaires. En daar, midden op de set, daar stond ze, onopvallend, muizig, veel kleiner dan hij zich had voorgesteld, maar desondanks de hele ruimte vullend met haar présence: Déborah François. Ze had zelf niet eens in de gaten hoe exclusief alles om haar draaide. Met uitgestoken hand liep Waymon naar haar toe en stelde zich voor: “Je suis l’écrivain de ce film.”

“T’es Belge?”

“Non, je suis Néerlandais.”

Ze knikte vriendelijk en werd weggeroepen.

“Excuse-moi,” zei ze nog.

De rest van de dag bracht hij door aan de rand van de set, bij de koffie, bij de broodjes en het fruit, bij de ginnegappende crewleden die even niets te doen hadden, onopgemerkt. Hij keek naar de voorbereidingen en opname van een scène die hij niet herkende. Eerst voelde hij weerstand maar al snel besefte hij dat hij het zelf zo gewild en expliciet aan de producent verteld had: hij had met het scenario het geraamte geleverd en nu was het aan de regisseur en spelers om volgens eigen inzicht en zoals zij de personages zagen en invulden het vlees en bloed toe te voegen.

De man en de vrouw zaten in de huiskamer. Aan de gehavende handen van Jérémie Renier te zien zaten ze ergens aan het einde van de film. Déborah François’ stem klonk treurig toen ze zei: “Je lijkt wel twee personen. Dr. Jekyll en Mr. Hyde of zo.”

Met terneergeslagen ogen beaamde hij dat.

“Ik kan je niet beloven dat ik Mr. Hyde voorgoed kan opbergen. Het lijkt dan wel alsof hij groeit en groeit en groeit. Alsof op een gegeven moment de kast waarin ik hem heb opgesloten het hele huis in beslag neemt, als je snapt wat ik bedoel.”

Ze knikte.

“Ik ben bang dat je jezelf niet in de hand kunt houden in het bijzijn van de kinderen. Of, nog erger, tegen de kinderen.”

“Nee, nee, nee. Dat zal nooit gebeuren. Nooit!”

“Hoe kan ik je daarin vertrouwen?”

“Je zult me op mijn woord moeten geloven. Omdat ik weet dat ik op het moment dat ik de kinderen iets aandoe hen zal verliezen en dat ik jou zal verliezen. Er staat te veel op het spel voor mij.”

“Je zult mij en de kinderen definitief kwijt zijn als je ook maar één keer één vinger tegen één van ons uitsteekt.”

“Dat weet ik. Dat ik me daar voortdurend van bewust ben is jouw zekerheid. Daar kun je je aan vastklampen.”

“Het feit blijft dat Mr. Hyde leeft en opgesloten zit in een kast die zoals je zelf zegt vroeg of laat de omvang van het hele huis krijgt. Mr. Hyde moet passen in de sokkenla en niet meer groeien.”

“Ik weet niet hoe ik dat voor elkaar krijg.”

“Ga boksen. Ga rugbyen. Vind een uitlaatklep.”

De hele scène werd opgenomen met een enkele statische camera die beiden in een medium-shot gevangen hield. Er werd een keer een doorloop gedaan, daarna werd de scène in twee takes opgenomen.

“Cut.”

Het was zijn film niet meer. Het lot ervan lag nu in de handen die hij altijd voor ogen had gehad, deze mensen die hij niet kende en die hem niet kenden. Toen hij stilletjes de set verliet werd dat door niemand opgemerkt.

De loopdeur van de garage ging open. Billie kwam met haar fiets in de hand naar buiten. Ze maakte de deur achter zich dicht en liep gehaast de oprit af naar de straat. Terwijl ze opstapte keek ze zenuwachtig om zich heen, zag de auto van Waymon, verstijfde midden in de handeling, rechterbeen boven het zadel, liet de fiets vallen en rende naar hem toe. Ze opende het portier, ging zitten en dook meteen weg.

“Rijden! Snel! Ervandoor!”

“Het is niet de eerste keer dat je me dit flikt.”

“Zeur niet. Ga weg van hier voordat hij naar buiten komt. Bij een directe ontmoeting heffen jullie elkaar op. Geef gas!”

Hij wachtte verdere uitleg over die cryptische opmerking niet af maar startte de auto en reed weg, het dorp uit.

“Ik leg het je dadelijk uit, als we ver genoeg hiervandaan zijn,” zei Billie buiten adem van opwinding. Ze krabbelde overeind en ging rechtop zitten.

“Je moet me echt vertellen wat er nu aan de hand is.”

“Eerst weg uit de bewoonde wereld. Ergens waar het rustig en verlaten is, daar kunnen we praten.”

Hij wist dat hij haar nu niet op andere gedachtes kon brengen dus drong hij niet verder aan. Ze zwegen. Hij zette de radio aan. Er was een debat gaande tussen een atheïst en een christen over geloofsuitingen in de openbare ruimte. De atheïst sprak vol dedain over gelovigen en kwam in het algemeen niet verder dan minachtende sneren richting elke andersdenkende, de christen had een muur opgetrokken van zalvend zelfbeklag, Waymon kreeg al snel aan beiden een hekel.

“Kun je een zender met muziek zoeken?” vroeg hij Billie.

“Ik vind stilte eigenlijk wel fijn,” antwoordde ze en zette de radio uit. Hij moest het verder doen met beider zware ademhaling.

“Daar, ga daar rechtsaf,” riep Billie opeens.

“Wat is daar?”

“Een bos met sequoia’s, mammoetbomen.”

“Wat moeten we daar?”

“Wandelen. Tussen de grootste bomen ter wereld.”

“Ik dacht dat die in Californië staan.”

“Oorspronkelijk komen ze ook hier voor maar ze zijn uitgestorven na de laatste ijstijd. In de negentiende eeuw zijn ze op verschillende plekken in Europa opnieuw aangeplant maar omdat ze hier pas honderdvijftig jaar oud zijn zijn ze hier niet zo hoog en breed.”

“Je weet er veel van.”

“Ik heb er ooit een spreekbeurt over gehouden.”

Ze parkeerden de auto ergens op een pad waar hij vanaf de doorgaande weg niet gezien kon worden, en stapten uit. Terwijl ze over een breed pad tussen de gigantische bomen liepen begon ze te vertellen: “Toen we ruzie hadden gekregen over jouw schandelijke optreden tegen mijn ouders heb ik jouw auto genomen en ben naar huis gereden.”

“Dat wilde ik je nog vragen. Hoe kwam de auto weer bij mij terecht?”

“Dat weet ik niet. Waarschijnlijk heeft hij hem diezelfde nacht nog teruggebracht.”

“Wie is ‘hij’?”

“Daar kom ik nog op. Hij wilde in elk geval niet dat jij om de auto terug te halen aan mijn deur zou verschijnen zoals je dus toch gedaan hebt.”

“Is ‘hij’ degene die het op mij voorzien heeft en die navraag naar mij heeft gedaan?”

“Ja.”

“Dus je weet wie ‘hij’ is?”

“Ja.”

“Vertel.”

“Daar kom ik op. Laat me eerst mijn verhaal vertellen. Zodat het voor mij ook begrijpelijk wordt.”

“Oké.”

“Onderbreek me asjeblieft niet, ook niet als je iets niet begrijpt. Anders breng je me van de wijs.”

“Oké.”

“Toen ik dus na onze ruzie thuiskwam stond je voor mijn deur.”

“Wat?!”

“Je stond voor mijn deur en ik snapte niet hoe je zo snel en zonder auto die afstand had kunnen afleggen. Ik nam aan dat je snel in de kofferbak was geklommen of zo, dat leek het meest op een logische verklaring. Je dwong me mee naar binnen te nemen. Toen we binnen waren en ik het licht aanmaakte wist ik het. Hij leek sprekend op jou, als twee druppels water, maar was tegelijkertijd totaal anders.”

“Hoe kan dat?”

“Je hebt me verteld dat je een eeneiige tweeling was.”

“Mijn broer is bij de geboorte gestorven.”

“Als dat nu eens niet zo was?”

Waymon stopte met lopen.

“Wat bedoel je precies? Toch niet dat…?”

“Hij beweert na de geboorte te zijn afgestaan. Je ouders zouden het niet hebben aangedurfd, waren bang dat ze het niet aankonden, twee jongens tegelijk opvoeden. Je moeder was in een soort psychose terechtgekomen en zag jullie als Kaïn en Abel. Ze probeerde degene die zij zag als Kaïn dood te maken. Toen dat niet lukte besloot je vader je broer ter adoptie af te staan. Maar volgens je broer is per ongeluk de verkeerde zoon afgegeven. Hij zegt dat hij Abel is en jij Kaïn. Hij is gekomen om zijn geboorterecht op te eisen en alles wat hem in zijn leven ontzegd is maar wat hem toekomt.”

“Dat is nogal een verhaal. Waarom is hij niet meteen naar me toegekomen?”

“Hij is er zeker van dat jij zijn claim zult afwijzen.”

“Daar heeft hij een punt. Wat wil hij van jou?”

“Hij maakt ook aanspraak op mij. Hij wilde me tegen jou opzetten. Ik moet jou verloochenen.”

“Wat een Bijbels gedoe. Ik geloof er eerlijk gezegd niets van.”

“Ik heb hem gezien. Ik heb hem gesproken. Hij is je tweelingbroer, anders kan ik het niet verklaren. En hij is kwaadaardig. Hij wil je leven overnemen.”

“Wat moet ik nu doen?”

“Je moeder had gelijk. Hij is Kaïn. Hij gaat je vermoorden. Tenzij jij het eerst toeslaat.”

“Moet ik hem vermoorden?”

“Er is geen andere oplossing. Ik heb hem gezien. Ik heb hem horen praten. Hij is de duivel.”

“Hij is mijn broer. Ik moet hem spreken.”

“Hij zei dat als jullie elkaar te dicht naderen jullie elkaar opheffen, zoals materie en antimaterie.”

“En jij gelooft dat?”

“Ik weet alleen dat er niets goeds uit kan voortkomen.”

Het was opeens alsof hij zich midden in een film bevond. Een film waarvan hij het hoofdpersonage was maar die hij niet geschreven had. Op de soundtrack was Strange Fruit in de versie van Nina Simone te horen. Het licht veranderde, alsof er noodweer op komst was. Hij keek in een gigantische spiegel. Voor hem, langzaam dichterbij komend, hijzelf. Op het moment dat Nina Simone op ijzingwekkende wijze met een langgerekte, dalende toon ‘leaves’ zong bevond zijn andere ik zich op nog slechts twee meter van hem.

“Dus we zien elkaar eindelijk,” zei de ander met de stem die Waymon herkende als zijn eigen, zoals hij zichzelf hoorde op bandopnames.

“Als ik had geweten dat je nog leeft had ik alle mogelijke moeite genomen je te vinden,” stamelde Waymon.

“Ja, dat zal wel,” antwoordde zijn andere ik en maakte een wegwerpgebaar.

“Vertel me, broer, hoe je je leven hebt doorgebracht.”

“Bij pleeggezinnen, adoptieouders, in weeshuizen.”

“Weeshuizen?”

“Niemand wist waar ik vandaan kwam. Behalve ikzelf, ik ben het nooit vergeten. Alleen had ik geen concrete aanwijzing, geen naam, niets. Dat had jij allemaal.”

“Ik wist van niks.”

“Dat geloof ik niet. Hoe kan het dat ik me jou altijd heb herinnerd en jij mij niet? Jij moet net zo goed hebben geweten dat ergens nog zo iemand als jezelf rondliep.”

“Nee, eerlijk niet. Geen moment.”

“Ik heb mijn eigen graf bezocht.”

“Dat lijkt me bizar.”

“Eigenlijk is het jouw graf. Onze ouders hebben de verkeerde verstoten.”

“Volgens mij was de kwestie dat onze moeder niet twee van ons tegelijk aankon. Dus wie van ons werd afgegeven deed niet ter zake.”

“Hoe zou je dat kunnen weten? Je was niet eens op de hoogte van mijn bestaan, zo zeg je zelf.”

“Dat heb ik begrepen van wat Billie me vertelde. Wat jij haar verteld hebt.”

Waymon keek opzij maar Billie stond niet naast hem. Hij keek om zich heen maar zag haar nergens. Hij kon evenwel niet van zich af kijken aangezien er een dicht mist was komen opzetten die hem het zicht ontnam op alles wat meer dan drie meter van hem verwijderd was.

“Wat weet zij ervan? Toch helemaal niets.”

“Jij hebt haar hierover verteld.”

“Niet genoeg om zulke resolute conclusies te trekken. Ik ben gekomen om mijn geboorterecht op te eisen.”

“Dat zei Billie ook al.”

“Ga je die dorpshoer nu telkens als verdedigingsschild tussen ons plaatsen?”

“Billie is geen dorpshoer.”

“Je bent niet gewend om naar jezelf te kijken. Heb je geen spiegels in huis?”

“Wat heeft dat met Billie te maken?”

“Zij is Bessie de dorpshoer. Billie is ze alleen in jouw verwrongen spiegelbeeld. Kijk mij in de ogen. Zo kijk je jezelf in de ogen.”

“Ik ben mezelf. Ik ben wie ik ben. Dat staat los van jou.”

“Daar vergis je je in, broertje. Ik ben jou en jij bent mij. We zijn niet eens elkaars spiegelbeeld, we zijn elkaar. Pas als je dat accepteert kun je je ware Ik zien.”

“En wat moet ik daarvoor doen?”

“Allereerst gaan we van leven ruilen. Het is nu mijn beurt om de privileges te genieten waaronder onze ouders jou bedolven hebben en die ze mij ontnomen hebben.”

“Ik heb mijn eigen leven op eigen kracht opgebouwd.”

“Jij bent niet opgegroeid in weeshuizen.”

“Alsof dat mijn keuze was. Alsof het feit dat jij zo bent opgegroeid het gevolg was van mijn keuze, van mijn beslissing.”

“Doe niet net of je je het niet herinnert.”

“Wat moet ik me herinneren?”

“Dat ene moment. Het moment dat we uit elkaar zijn gehaald.”

“Dat herinner ik me inderdaad niet. Hoe oud waren we überhaupt, ervan uitgaande dat het werkelijk is gebeurd?”

“Het is werkelijk gebeurd. We lagen naast elkaar in die dubbele wieg. Onze vader stond peinzend over ons gebogen. Jij deed alle moeite om zijn aandacht te trekken, om een glimlach op zijn frons te toveren. Om hem te paaien. Ik deed alsof ik sliep. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes om toch te kunnen zien wat gebeurde. We waren een paar weken oud. Hij koos voor jou en liet mij vallen.”

“Wat had ik dan moeten doen, voor nu even aannemend dat wat jij zegt klopt, wat niet kan want het is niet mogelijk je iets te herinneren van toen je een paar weken oud was.”

“Dat kan wel. Ik heb het nagezocht. Als het ernstig traumatiserende gebeurtenissen zijn, en dat waren het. Het was de laatste keer dat ik onze vader zag en de laatste keer dat ik jou zag, toen hij jou uit de wieg haalde, liefdevol, schattige woordjes tegen je uitkramend. Het volgende moment pakte een koud manwijf met een kapje op haar kop mij hardhandig uit de wieg en voerde me zonder een woord te zeggen weg.”

“Dat is erg. Het spijt me heel erg dat dit jou overkomen is.”

“Ja, ja, dat zal wel. Intussen heb jij je luxueuze leven vol liefde en warmte en kansen kunnen opbouwen. Ik weet er alles van, ik volg je al een hele tijd van een afstand.”

“Ik weet niets van jou, broer,” zei Waymon in een poging verbinding te maken, hun levens met elkaar te verknopen, of in elk geval er een begin mee te maken, “hoe is het jou vergaan?”

“Dat heb ik je al verteld, maar je luistert niet. Ik heb een schaduwleven geleid. Ik hoorde nergens bij en moest iedere keer opnieuw toestemming vragen om toegelaten te worden, tot iemands huis, tot iemands leven. Ik kan geen blijvende relatie met anderen opbouwen, iedere keer als ik iemand tegenkom moet ik helemaal opnieuw beginnen, zelfs bij iemand die ik elke dag zie. Jij bent de enige bij wie ik dat niet hoef. Dus nu kom ik uit de schaduw. Vanaf nu leid ik jouw leven en jij zult de rest van je dagen slijten in de schimmige schaduw van deze mammoetboom. Als een niemand.”

“Ik dacht het toch niet, broer.”

“Noem me bij mijn naam. Je hebt me nog niet één keer bij mijn naam genoemd.”

“Ik ben bereid te delen met jou, Abel, maar…”

“Ik heet Waymon, broertje. Jij bent Abel.”

Waymon wendde zijn ogen af van zijn nieuwgevonden broer die zich nu zijn naam toe-eigende.

“Ik heb de sleutel die toegang geeft tot jou al in mijn bereik, broer. Jij hebt nu de keuze om hem aan mij te overhandigen, of anders…”

“Anders wat?”

“Anders verschaf ik me zonder jouw toestemming toegang tot je domein. Geloof me, dat wil je niet.”

“Want dan?”

“Er kan maar een van ons op deze wereld rondlopen. Jouw tijd is de verleden tijd. Als je me niet vrijwillig de sleutel geeft zal ik de entree moeten forceren. Dan zal er niets van je overblijven.”

“Ik heb de sleutel niet bij me. Die ligt nog in het huisje aan het meer.”

“Dat was metaforisch bedoeld.”

“Vreemd. Een metafoor wordt normaal verzonnen als gedachte-experiment om de werkelijkheid te verduidelijken, maar jij gebruikt werkelijke, materiële voorwerpen om er je psychische drogbeelden mee uit te drukken. Dit is de omgekeerde wereld.”

“Nee, hoor. De materiële wereld is er alleen voor de slechte verstaander, die de geestelijke werkelijkheid negeert, of niet begrijpt.”

“Als jij de geestelijke werkelijkheid zo goed begrijpt dat je de materiële wereld niet nodig hebt, wat doe je dan hier?”

Hij stond zelf verbaasd over de agressie waarmee dat eruit kwam en hij zag zijn broer wankelen. Het was echter niets vergeleken met de oerschreeuw die volgde.

“Wat zei je?”

Hij keek naast zich. Billie keek hem vragend aan.

“Niets. Hij heeft het niet meer op mij voorzien.”

“Hoe weet je dat?”

“We zijn tweelingbroers. We voelen elkaar perfect aan.”

“Oh.”

Ze liepen samen verder op het pad. Tussen de sequoia’s. Hand in hand.

bottom of page