top of page
5f73e46183b3e-full-1_edited.jpg

SAARIAHO & DE OUDJES

deel 1:

​

​

OUDE MANNEN & NIEUWE ENGELEN

 

 

 

het is nooit te laat voor een gelukkige jeugd [willem de ridder]

 

​

​

​

I

 

Hier ging hij vaak heen als hij wilde nadenken. Net voordat de rivier noordwaarts afboog was een natuurlijke inham ontstaan, die door de gemeente ingericht was als rustpunt voor de bezoekers en inwoners van de stad. Saariaho zat hier de laatste tijd graag. Hoewel er ook altijd andere mensen waren was het er meestal rustig. Het meeste lawaai kwam van de ganzen die hier hun domicilie hadden. De kuikens waren inmiddels flink gegroeid en begonnen te ontdekken waar de vleugels toe dienden. Vliegen konden ze nog niet maar de vleugels spreiden, ermee klapperen en ermee op het water slaan begonnen ze goed onder de knie te krijgen.

Aan de kopse kant, waar Saariaho zat, waren stenen trappen aangelegd. Bij elk sprongetje naar de volgende tree klapten de ganzen hun vleugels uit en sloegen er twee keer mee. Aan de zijkanten bevonden zich begroeide hellingen, waar de ganzen graasden en bij goed weer mensen op het gras zaten. Een meter of tien rechts van hem zat op de vierde tree van boven een oude man over het water te kijken maar Saariaho had als hij om zich heen keek alleen oog voor een vrouw met lang blond enigszins krullend haar, in een bloemetjesjurk die nu ze zat haar benen bloot liet. Ze zat zo'n twintig meter links van hem op het gras, had haar linnen schoentjes uitgetrokken en netjes naast elkaar voor zich neergezet. Ze leidde hem af van zijn overpeinzingen.

Hij was alleen overgebleven, iedereen om hem heen was nadat hij het detectivebureau opgedoekt had een nieuwe weg ingeslagen. Zijn dochter Yupa had een baan aangeboden gekregen op de kunstacademie van Makassar op Sulawesi, waar haar moeders familie vandaan kwam, en ze had die aanvaard. Oden was als tolk in dienst getreden van de Vietnamese ambassade en Nammyo was met hem meeverhuisd naar Den Haag; ook Errò had de stad verlaten om biologie te gaan studeren en met Elfman een toekomst op te bouwen. Alieissai had met hem gebroken en was teruggekeerd naar Heemstede om voor haar eenzame moeder te zorgen. En hij, hij zat hier en probeerde zich een toekomst zonder hen voor te stellen. Het voelde als toen hij aan het begin van zijn carrière stond, maar dertig jaar ouder. Hij was dertig jaar ouder, maar het grote verschil met die begintijd was zijn enorme ervaring. En een paar erg bijzondere vriendschappen. En een dochter. Daar dacht hij echter niet aan terwijl hij op die bovenste trede zat en een gans op hem af kwam waggelen in de verwachting dat bij hem iets eetbaars te halen viel. Hij groette de vogel vriendelijk en keek hem in de blauwe oogjes maar daar had de vogel geen boodschap aan. Met het kopje scheef volgde het dier de bewegingen van zijn handen maar toen Saariaho een pakje sigaretten uit zijn zak haalde en er eentje uitnam droop de gans teleurgesteld af, blijkbaar sigaretten herkennend als zijnde oneetbaar.

Saariaho keek naar de vrouw en, omdat zij als ze recht voor zich uit keek hem automatisch in het vizier had, vroeg zich af of ze naar hem keek.

Hij kon zijn ervaringen op papier zetten, iets waar hij op aandringen van Yupa al eens aan begonnen was maar waar hij niet ver mee was gekomen omdat ondanks zijn aangekondigde pensioen een nieuwe zaak zich aandiende. Hij kon Yupa's uitnodiging aannemen om naar Sulawesi te gaan maar omdat hij nooit pensioen had opgebouwd zou hij niet in luxe ervan kunnen genieten. Dat kon hij hier echter ook niet. Toch was het voor even leuk om zichzelf te zien zitten op een tropisch strand waar de naar de stad genoemde straat die Sulawesi van Kalimantan scheidde, de Javazee en de Floreszee elkaar ontmoetten, met een rieten hoed op, een exotische cocktail in de hand en speciale aandacht van lokale vrouwen. Het probleem was dat hij helemaal niet van warm weer hield. Hier was het nu een graad of zevenentwintig en dat vond hij nog net uit te houden.

Alles lag nu open. Hij was vrij om een relatie aan te gaan met Jazzmine Firenze maar dan moest hij haar eerst vinden. Na die keer dat hij haar als vuilnisophaler gezien had was ze verdwenen. Ze had haar baan per direct opgezegd en was met de noorderzon vertrokken. Zelfs haar beste vriendin Witt zei niet te weten waar ze was gebleven. Hoewel hij niets te doen had en toch een speciale band met haar had opgebouwd ontbrak hem de energie naar haar te gaan zoeken. Ze maakte bovendien door na ontmaskerd te zijn als vuilnisophaler subiet ontslag te nemen duidelijk dat hij een gepasseerd station was.

Keek de vrouw echt de hele tijd naar hem? Hij kon het van deze afstand niet goed beoordelen maar ze leek erg aantrekkelijk. Hij overwoog op haar af te stappen. Hij keek eerst naar rechts om zich ervan te vergewissen dat ze echt naar hem keek en niet naar iemand die zich rechts van hem bevond. De oude man zat er niet meer; hij lag. Onmiddellijk rende Saariaho op hem af om te kijken of hij in orde was. Dat was hij niet: hij was dood. Een mes stak in zijn rug. Terwijl hij het alarmnummer belde keek hij weer in de richting van de vrouw. Hij zag haar nog net in de verte verdwijnen.

 

II

 

De dode man bleek bekend te zijn bij de politie. Niet omdat hij een misdadiger was maar omdat hij als dakloze zwerver met een voorliefde voor de literatuur van Carson McCullers, wier boeken hij in een grote Aldi-tas met zich meedroeg, en een nog grotere voorliefde voor alcohol vaak midden in de nacht laveloos op straat aangetroffen was en zijn roes in de politiecel mocht uitslapen. Saariaho vertelde de politie over de mysterieuze vrouw die gezien moest hebben wat gebeurd was en de politie deed via de reguliere en sociale media een openbare oproep aan de vrouw zich te melden. Aangezien ze dat niet deed en de camerabeelden in de buurt niets opmerkelijks lieten zien, de man al het contact met zijn vroegere leven, toen hij een nette man met een baan en een gezin was die een onopzienbarend leven leidde, vijf jaar geleden opgegeven had en naar een stad getrokken was waar hij niemand kende en niemand hem kende, kwam er geen schot in de zaak, ploeterden de rechercheurs moeizaam voort en kreeg de zaak snel minder prioriteit.

Dat de man vlakbij hem vermoord was en hij er niets van gemerkt had zat Saariaho dwars en hij bleef zich ermee bezighouden, hoewel hij nog minder aanknopingspunten had dan de met de zaak belaste rechercheur. Gelukkig had Giselle, de agent op het bureau met wie hij de laatste jaren het meest te maken had gehad en met wie hij een uiterst moeizame relatie onderhield, de zaak bij de eerste stagnatie aan een betrekkelijk jonge rechercheur overgedragen. Havan heette ze en ze was in alle opzichten tegengesteld aan haar voorgangers. Ze was geen achterdochtig stuk chagrijn als haar directe baas Giselle en evenmin een stoïcijnse blok graniet als diens voorganger Dendo, maar zenuwachtig, chaotisch en charmant. Ze konden het vanaf het eerste ogenblik goed met elkaar vinden, daar bij de trappen met een vermoorde man aan hun voeten, een ongeduldige Giselle die niet echt interesse voor de plaats delict kon opbrengen, om eten bedelende ganzen om hen heen, de rivier een paar meter van hen vandaan. Ze bewonderde Saariaho, volgde hem al sinds de Crafangu-zaak en hij was voor haar de reden om bij de politie te gaan. Eigenlijk wilde ze zich aansluiten bij hem en zijn team, zelf een Angel worden, maar uit praktische overwegingen had ze voor de politie-academie gekozen, met de achterliggende gedachte dat ze zich nog altijd kon voegen bij zijn Angels en dan vanwege haar professionele opleiding zelfs in het voordeel was. In elk geval er een eigen kwaliteit aan kon toevoegen. Dat zijn team uiteengevallen was en dat Giselle uitgerekend aan haar de zaak overdroeg, het groentje dat eigenlijk helemaal niet in de positie verkeerde om de leiding over een moordzaak te krijgen, wat er volgens haar op duidde dat hij veel vertrouwen in haar had en haar kwaliteiten erkende, beschouwde ze als een voorteken. Ze snapte het wel, Giselle had totaal geen belangstelling voor een zaak waaraan weinig eer te behalen viel, vooral niet toen duidelijk werd dat die niet zomaar opgelost zou worden. Geen verdachten, geen getuigen, geen motief. Toch zag Havan het als een uitgelezen kans om zich te profileren, zeker nu Saariaho's belangstelling voor de zaak aanhield en ze afspraken om twee keer per week informatie uit te wisselen.

Het was niet alleen schuldgevoel omdat de man nog geen tien meter van hem vandaan vermoord was en hij er niets van gemerkt had waarom hij zich met deze zaak bezighield. Nog geen week later kreeg hij een telefoontje van Emmaline, de protegé van Anders en vroegere vriendin van Jazzmine Firenze. Ze wilde hem in dienst nemen omdat er een moordaanslag was gepleegd op Anders. Hij wilde echter niet de politie erbij betrekken, hij vertrouwde het hele justitiële apparaat niet meer sinds hem niet werd toegestaan om te getuigen tegen zijn eigen zoon Dawber, die hij verachtte om heel veel redenen waarvan sommige teruggeleid konden worden tot Dawbers vroege jeugd, maar vooral omdat Dawber geestelijk niet in staat was om seksuele ontmoetingen aan te gaan terwijl Anders' leven geheel in het teken had gestaan van seks. Ook Anders had een mes in de rug gekregen maar dat was afgeketst op zijn rechter schouderblad en had alleen een flinke wond achtergelaten, die door Emmaline redelijk vakkundig gehecht was. Saariaho had het verzoek echter afgewezen. Als reden gaf hij aan dat hij met pensioen was, in werkelijkheid wilde hij zijn stad niet verlaten en had hij een gruwelijke hekel aan de man, vooral maar niet alleen omdat hij Jazzmine Firenze had aangerand en geprobeerd had haar te verkrachten. De opmerkelijke overeenkomst met de zaak hier bracht hem ertoe zich erin te verdiepen. Want wat als het om dezelfde dader ging? Hij vroeg Havan hem inzicht te geven in de informatie die de politie over de vermoorde man verzameld had. Ze wist dat het indruiste tegen de nadrukkelijke instructies die Giselle haar had gegeven toen hij de zaak aan haar overdroeg en ze drukte Saariaho op het hart er met niemand over te praten en het te allen tijde te ontkennen, ook tegen Giselle, vooral tegen Giselle. Ook spraken ze af elkaar niet te spreken als ze dienst had.

“Ik ga geen ontmoetingen met je organiseren in een parkeergarage,” zei hij.

“Dat zou wel heel erg cliché zijn,” antwoordde ze, “maar het kan ook niet bij jou of bij mij thuis. Het lijkt me vergezocht te denken dat een van ons in de gaten gehouden wordt, maar toch.”

Het werd het hotel van Orin en Chris.

“Nieuw vriendinnetje?” vroeg Ronnie hem toen ze er voor het eerst kwamen. Havan droeg geen uniform en zag er in haar donkergroene stretch sportbroek, blauwgrijze hoodie en roze converse all star sneakers, het los hangend zwart haar dat krullend op haar schouders viel en het zwarte honkbalpetje op het hoofd absoluut niet uit als een politierechercheur belast met een moordzaak.

“Of is hij een nieuw team Angels aan het formeren?” zei Orin, die juist passeerde. “Precies halverwege Alieissai en de anderen.”

Met haar één zesenzeventig hield ze inderdaad precies het midden tussen de één zevenentachtig van Alieissai en de één zestig tot één zeventig van de anderen in zijn team. Saariaho liet Orin en Ronnie zweren deze ontmoetingen geheim te houden.

“Hij stelt een team van superhelden samen en niemand mag het voorlopig weten,” grapte Ronnie.

“Dan had ik jou wel erbij gevraagd,” grapte Saariaho terug.

“Wat is mijn superkracht?”

“Je brutaliteit. Daarmee ontwapen je zonder pardon elke snoodaard.”

“Ik kan ook heel hard rennen.”

“Dat zal ik in mijn achterhoofd houden.”

“Wat heb je?” vroeg Saariaho toen ze voor het eerst in de hotelbar aan een tafeltje zaten, hij met een pilsje, zij met een ginger ale.

“Hij heette Luhan, was drieënzeventig en komt oorspronkelijk uit Heemstede. Daar was hij getrouwd, had twee kinderen, dochters, en een kleinkind, een jongen van inmiddels vijfentwintig. Veel meer heb ik eigenlijk niet. Het gebruikte mes wordt vaak gebruikt door messenwerpers in circussen, maar er is in de wijde omtrek geen circus te bekennen, en in de regio woont niemand met een dergelijk beroep of hobby.”

“Dus hij is van een afstand vermoord?”

“Daar kon de lijkschouwer nog geen uitsluitsel over geven, maar het lijkt voor de hand te liggen.”

“Wist zijn familie in welke stad hij verbleef?”

“Ze zeiden van niet. Ze wisten niet eens of hij nog leefde.”

“Geloof je hen?”

“Ik heb hun niet gesproken, dat heeft de plaatselijke politie gedaan. Via een online verbinding heeft Giselle meegekeken, het was nog voordat ik de zaak toegewezen kreeg, en hij zegt dat hij hun verklaring aannemelijk vindt. Ik hoef me van Giselle niet meer met hen bezig te houden. Dat deel van het onderzoek heeft hij afgesloten.”

“Dat betekent niet dat je je daaraan hoeft te houden.”

“Lijkt me verstandiger van wel. Er is ook helemaal geen aanleiding voor.”

“Nog niet. Wie weet wat verder onderzoek oplevert.”

“Dat zien we dan wel weer.”

“Misschien kan ik hen benaderen. Ik hoef me niet bij Giselle te verantwoorden.”

“Zoals ik al zei, dat zien we later wel, wanneer er aanleiding voor is. Heb jij iets?”

“Ik ken iemand in Heemstede. Misschien kan zij ons meer over de familie vertellen.”

“Ik begin te begrijpen waarom Giselle zo de schurft aan je heeft,” lachte Havan nerveus.

“Nee, dat is om heel andere redenen. Hij verwijt mij nalatigheid als gevolg waarvan zijn partner de dood is ingejaagd. Maar misschien was het toch hetzelfde: ik ging mijn eigen gang. Ik had trouwens geen enkele schuld aan de dood van Brandt.”

“Ik heb het rapport gelezen.”

“Er is nog iets. Ik ben benaderd door een oude man, die mij in dienst wilde nemen om hem te beschermen. Ook hij heeft een mes in zijn rug gekregen, maar heeft het overleefd.”

“Daar weet ik niets van. We hebben er geen melding van binnen gekregen.”

“Het was niet hier in de stad. En hij weigert er aangifte van te doen.”

“Je suggereert dus dat onze messenwerper in meer steden actief is, en het voorzien heeft op oude mannen.”

“Twee gevallen is te weinig om conclusies te trekken, maar curieus is het wel.”

“Ik zal navraag doen. Misschien zijn er meer gevallen bekend. De verschillende korpsen communiceren niet altijd even goed.”

Drie dagen later kwamen ze weer bij elkaar. Havan vroeg zich toen ze hem zag af of hij nog steeds dezelfde kleren droeg; zelf was ze gekleed in gescheurde jeans en een zwart T-shirt dat strak om haar pezige lijf zat, en ze had haar haren bijeengebonden in een soort opgevouwde staart op haar achterhoofd. Ze had haar lippen parelmoer gestift en zonder de honkbalpet werd pas duidelijk hoe doordringend ze uit haar bijna zwarte ogen kon kijken, als ze er tenminste niet overmatig mee knipperde. Saariaho dronk weer bier, Havan koos deze keer voor een rosé.

“Ik heb navraag gedaan en er zijn bij de politie geen andere gevallen bekend van oude mannen die een mes in hun rug gekregen hebben.”

“Ook ik heb navraag gedaan en het was moeilijker om haar te spreken dan om de informatie te krijgen. De kleinzoon van Luhan is van de oudste dochter. Ze is gescheiden en poetst bij rijke gezinnen in de stad. De andere dochter is ontspoord. Het verhaal gaat dat door haar zijn huwelijk op de klippen is gelopen en hij aan de drank is geraakt. Hij was een gepensioneerd leraar Engels op het plaatselijke VMBO en Carson McCullers was zijn lievelingsschrijver. Dat hij zijn leerlingen nooit enthousiast heeft weten te krijgen voor haar boeken rekende hij zichzelf aan en droeg in zekere mate bij aan zijn liefde voor de alcohol. Toen zijn vrouw de scheiding definitief doorzette en aanspraak maakte op het huis verliet hij Heemstede en begon aan een zwerftocht door het land, om uiteindelijk hier terecht te komen.”

“Mag ik vragen hoe je dat te weten bent gekomen?”

“Mijn contact daar kent het gezin. Ze heeft vroeger les van Luhan gehad. Ze wist zelfs dat hij hier rondzwierf omdat ze toen ze hier woonde hem wel eens is tegengekomen en hem heeft gesproken.”

“Heeft ze daar iets over gezegd?”

“Nee, maar we kunnen altijd opnieuw contact opnemen met Alieissai.”

“Dat was toch een van je medewerkers?”

“Ja, en ook privé mijn partner. We zijn nu een half jaar uit elkaar.”

“Nu snap ik waarom het moeilijk was om haar te spreken.”

“We hadden elkaar niet meer gesproken sinds we uit elkaar zijn.”

“Ik kan met haar praten als jij dat liever niet doet. Mocht er aanleiding toe zijn, natuurlijk.”

“Dan ga je in tegen het bevel van je baas.”

“Nou en?”

Saariaho begon het steeds leuker te vinden om met Havan te werken. Hij gaf haar een schouderklopje en liet Ronnie nog wat te drinken brengen.

“Het is oké. Alieissai en ik hebben geen ruzie. Het is misschien zelfs goed om via deze omweg weer te communiceren.”

“Nog een rosé? Ik drink op werkdagen nooit meer dan een enkel glas alcohol.”

“Dit is een heuglijke dag.”

“Waarom?”

“Het begin van een vruchtbare samenwerking.”

Ze proostten.

​

III

 

Met al zijn ervaring had Giselle het goed gezien: het was een kansloze zaak. Na twee weken was Havan geen steek opgeschoten, er was nog steeds geen verdachte, geen getuige, geen motief. Luhan had geen ruzie gehad met andere zwervers of in de daklozenopvang. Zijn enige bezit, de tas met de boeken van Carson McCullers, was niet gestolen. Alleen door op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats te zijn, dus per ongeluk, viel zijn gewelddadige dood aannemelijk te maken, maar daar was geen sprake van: hij was het bewust gekozen doelwit geweest. Ook in het verleden wroeten, wat Havan aan Saariaho had overgelaten vanwege zijn indirecte contact met de nabestaanden, leverde niets op. De weduwe, de dochters, zelfs de kleinzoon die zich zijn opa nauwelijks kon herinneren, waren oprecht verdrietig en gaven hem een fatsoenlijke eervolle begrafenis.

“Dan rest ons niets dan wachten op het volgende slachtoffer,” zei Saariaho toen ze weer eens in Orins hotel aan het tafeltje zaten. Wegens gebrek aan voortgang en dus te delen informatie was het intussen meer een vriendschappelijk samenkomen geworden dan een overleg aangaande een moordonderzoek.

“Wat een cynische opmerking,” zei Havan verontwaardigd. Ze droeg een jurk met delftsblauwe motieven. Het verbaasde Saariaho toen hij haar zag binnenkomen dat het haar goed stond, zonder truttig over te komen en evenmin zonder een ironisch statement te maken. Zelf had hij zijn gangbare zwarte T-shirt en zwarte broek voor een keer ingeruild voor jeans en het houthakkershemd dat hij van Alieissai nooit had mogen dragen. Behalve een paar hotelgasten uit het buitenland, bezoekers van een of andere medische conventie, was er niemand. Zoals altijd dronk Saariaho bier, Havan hield het deze keer bij thee.

“Die vrouw, die er was, die het heeft zien gebeuren, zou je haar herkennen?”

“Ik denk het wel. Niet als ze zou verschijnen met een pruik op en een zonnebril.”

“Waarom heeft ze zich niet gemeld, denk je?”

“Ofwel ze heeft direct met de moord te maken, wat mij niet erg waarschijnlijk lijkt maar wat niet uitgesloten kan worden, ofwel ze heeft vanwege iets anders redenen geen contact met de politie te willen.”

“Kan het zijn dat ze gewoon niets gezien heeft en zich er niet van bewust is dat we naar haar op zoek zijn, dat ze zich niet aangesproken voelt door de oproep zich te melden?”

“Ik zag niets aan haar gezichtsuitdrukking of houding dat erop wijst dat ze getuige was van iets gruwelijks, maar ik zat ver weg, het kan dat ze wel degelijk geschokt was en ik het gewoon niet gezien heb.”

“Misschien is ze bang. Weet ze dat de moordenaar haar heeft gezien en is ze bang het volgende slachtoffer te worden als ze zich meldt. Dat ondergraaft wel de theorie dat het slachtoffer een oude man moet zijn, maar dat kan zij niet weten.”

“Eén moord en een aanslag honderd kilometer verder is te weinig voor een theorie.”

“Jij kwam daarmee.”

“Klopt. Bij gebrek aan iets anders, als een soort werkhypothese.”

Op het moment dat hij de woorden uitsprak vroeg hij zich af op welk moment hij zijn levenslange pragmatische houding had laten varen en was gaan werken vanuit hypotheses. Begon hij af te takelen? Was het omdat hij al maanden op zijn lauweren aan het rusten was? Miste hij zijn team? Dat laatst kon niet de reden zijn, want hij werkte toen hij nog alleen was al vanuit zijn intuïtie en het waren juist de anderen die vaak voor een meer systematische aanpak gepleit hadden om wat meer grip op de zaak te krijgen. Was het dan een poging hun afwezigheid te compenseren? Of liet hij zich onbewust meevoeren met dit groentje, die net ‘aap, noot, mies’ onder de knie begon te krijgen toen hij zijn eerste zaak oploste? Toen bedacht hij dat werken vanuit een theorie in specifieke gevallen juist een pragmatische aanpak kon zijn en haalde opgelucht adem. Hij zei: “Ik dacht dat het ons kon prikkelen, dat het ons denken misschien een richting op kon sturen die we anders niet zouden zien.”

“Niet dus.”

Wel dus. Direct nadat ze deze woorden had uitgesproken kreeg Havan een melding dat opnieuw een oude man was gevonden met een mes in zijn rug. Onafhankelijk van elkaar gingen ze erheen. Het was in Lindenhorst, aan de andere kant van de brug. Omdat Giselle er ook was hield Saariaho zich afzijdig, stond achter het politielint tussen het toegestroomde publiek, want hoewel het een slaapwijk was en het al tien uur in de avond en donker was, had zich een menigte verzameld van bijna dertig mensen. Saariaho hield hen stuk voor stuk nauwlettend in de gaten maar niemand zag er verdacht uit en niemand gedroeg zich verdacht. Totdat hij iemand gewaarwerd die wel uit de toon viel, want terwijl de anderen buurtbewoners waren die vanwege de aanzwellende sirenes nieuwsgierig geworden waren en hun huis verlaten hadden, sommigen op pantoffels, anderen in peignoir, hoorde de jongeman die onder de boom stond niet thuis in deze buurt. Met zijn wollen muts, gescheurde jeans en skateboard onder de arm behoorde hij tot het type dat in een buurt als deze nog niet dood gevonden wilde worden. Langzaam schuifelde Saariaho in zijn richting maar de skater zag hem en ging ervandoor. Op zijn board was hij te snel voor Saariaho en zou al de brug over zijn voordat de gepensioneerde privédetective zijn auto gestart had. Hij bleef achter met het idee dat hij de jongen eerder had gezien maar hij kon hem zo snel niet plaatsen. Toen Giselle weg was en de plaats delict domein was geworden van de technische recherche voegde hij zich bij Havan.

“Iemand uit de buurt,” zei ze. “Anderson, een vijfenzeventig jarige oud-militair die zijn hond uitliet. Toen de hond alleen thuiskwam ging zijn vrouw buiten kijken en zag haar man op het hoekje van de straat liggen.”

“Zij alarmeerde zelf de politie?”

“Ja. Als ik zo om me heen kijk zal niemand iets hebben gezien. Agenten zijn intussen bezig met een buurtonderzoek.”

“Ik zal alvast hun verslag verklappen: iedereen lag al in bed en had de gordijnen gesloten.”

“Je zult er niet ver naast zitten.”

Hij vertelde over de skater.

“Ik zal erop letten als ik de beveiligingscamera’s bekijk.”

“Hier in de buurt?”

“Ik heb ze bij veel huizen gezien. Als we mazzel hebben pikken sommige een stukje van de straat mee en als we nog meer mazzel hebben krijgen we een goed beeld van de skater.”

Ze hadden geen mazzel wat de camera’s in de buurt betrof maar vanaf het moment dat hij de brug bereikte kon de skater goed gevolgd worden, helemaal naar de flat achter Saariaho’s huis, waar anderhalf jaar geleden op nummer 468 het door kanker verteerde lichaam van Bonet gevonden was. Vanuit zijn slaapkamer kon hij het raam van dat appartement zien, en hij keek er elke nacht naar voordat hij ging slapen. Hij was zich ervan bewust dat deze inmiddels vaste gewoonte het verdriet om haar voedde en hij wilde niet anders. Niet zijn slippertje met Jazzmine Firenze, zijn onwaarschijnlijke en intense vriendschap met haar, was volgens hem de splijtzwam in zijn relatie met Alieissai geweest maar zijn levenslang gesluimerd hebbende liefde voor Bonet.

Dus daar ergens, in een van de tachtig woningen van die flat, bevond zich de skater. Havan trommelde alle beschikbare agenten op om de flat te doorzoeken; Saariaho stond van een afstand toe te kijken als een nieuwsgierige buurtbewoner. Hij moest wel, want Giselle had vanwege de omvang ervan de leiding van de operatie overgenomen en stond bij de ingang de actie te coördineren. Saariaho verdacht Giselle ervan dat nu een concrete verdachte opgepakt ging worden hij de schijnwerpers opzocht en met de eer wilde gaan strijken. De skater werd opgepakt. Toen hij politieauto’s zich voor de flat zag verzamelen kreeg hij in de gaten dat ze naar hem op zoek waren en verstopte zich achter een vuilcontainer in de kelder. Toch beweerde hij niets met de moord te maken te hebben, een toevallige passant te zijn geweest. Hij zei dat hij bij zijn ouders op bezoek was geweest, die in Lindenhorst woonden, een oploopje had gezien toen hij naar huis ging en was gaan kijken. Uit nieuwsgierigheid.

“Waarom ging je er vandoor?” wilde Giselle weten.

“Ik zag die privédetective op me af komen. Ik ken hem en ik werd bang omdat ik geld van mijn ouders had gepikt.”

“Ken je hem?” vroeg Giselle later aan Saariaho en liet hem de politiefoto zien.

“Ja. Ik heb hem eens opgepakt wegens diefstal. Dat is toen in der minne geschikt dus het heeft hem geen strafblad opgeleverd.”

“Spreekt hij de waarheid?” vroeg Havan.

“Daar lijkt het wel op.”

“Ik vertrouw hem niet,” zei Giselle. “Ik ga hem net zo lang het vuur na aan de schenen leggen totdat hij breekt en bekent.”

“Hoewel zijn ouders zijn verhaal bevestigen?”

“Misschien gaven zij hem wel de opdracht. Burenruzie. Die dode man schijnt nogal een, wel, hij was een echte militair. Gedroeg zich nog steeds zo. Hij beschouwde de buurtbewoners als zijn peloton dat hem diende te gehoorzamen.”

“Prima,” zei Havan, “als je mij maar niet voor de voeten loopt als ik echt onderzoek doe.”

Ze schrok zelf van haar eigen stelligheid maar voordat ze haar wens kon herformuleren in gematigdere terminologie was Giselle al terug naar de verhoorkamer.

“Heb je een aanwijzing gevonden bij de plaats delict?” vroeg Saariaho toen ze door de gang van het politiebureau liepen. Havan was niet meer bang zich samen met Saariaho te vertonen, had gewoon geen zin meer in geheimzinnigheid want werd er maar nerveus van.

“Jawel, maar omdat jij meteen met die skater kwam heb ik er nog niets mee kunnen doen. Het mes. Het was deze keer geen werpmes maar een antieke dolk. Het is natuurlijk mogelijk dat het een erfstuk betreft maar het kan geen kwaad een bezoekje te gaan brengen aan wat antiquairs.”

Ze liet hem een foto van het moordwapen zien.

“Lijkt me niets bijzonders.”

“Misschien niet voor een leek. Mijn opa verzamelde oude en bijzondere messen, het liefst van voor het ontstaan van Nederland, als koninkrijk bedoel ik.”

“Kun je je opa niet vragen?”

“Hij leeft niet meer. Hij kreeg een beroerte en viel in het mes dat hij in de hand had.”

“Dat is bizar. Zie je niet...”

“ja, ik zie de overeenkomst: oude man, dood door mes. Maar mijn opa is niet vermoord, heeft ook geen zelfmoord gepleegd. Het is puur toeval.”

“Geen naaste familie die er anders over denkt?”

“Niemand die hoe het gegaan is ooit in twijfel heeft getrokken.”

“Heb je vijanden? Iemand die je gearresteerd hebt? Een oude minnaar die zich tekort gedaan voelt en het verhaal kent?”

“Je denkt toch niet serieus dat iemand op deze manier wraak op mij wil nemen? Bovendien, dat ik die zaak heb gekregen heeft niemand kunnen voorzien. Daar is Giselle verantwoordelijk voor.”

“Tenzij iemand hem iets heeft ingefluisterd.”

“Je kent hem net zo goed als ik. Je kunt hem niets influisteren. Je hebt een megafoon nodig om tot hem door te dringen.”

Saariaho vond het een treffend beeld en moest erom lachen. Toch vond hij deze insteek de moeite waard om onder de loep te nemen, al was het maar om Giselle te irriteren. Toen Havan aan haar rondgang langs de antiquairs in de stad en omringende dorpen begon zei hij dat hij eerst iets ander moest doen en zich later bij haar zou voegen. Hij zei niet wat hij ging doen en hij wist dat hij hun samenwerking op het spel zette maar hij was het aan zichzelf verplicht deze mogelijkheid uit te sluiten. Hij ging Giselle’s bureau binnen en vroeg hem zonder omhaal waarom hij Havan deze zaak gegeven had.

“Doet ze haar werk niet goed?” bromde de rechercheur.

“Ze doet haar werk uitstekend. Ze is een prima agent.”

“Waarom vraag je het dan?”

“Ken je het verhaal van haar opa?”

“Ja. Denk je met je verknipte brein dat dat iets met deze zaak te maken heeft?”

“Heeft het?”

“Ga weg, Saariaho, en verdoe mijn tijd niet.”

Giselle kennende wist hij dat hij niet verder zou komen en verliet het bureau. Toch wilde hij het er niet bij laten zitten en nam zich voor te gaan graven. Zijn verleden, zijn familie, zijn vrienden, zijn buren. Tegelijkertijd vroeg hij zich af of hij het niet persoonlijk maakte en het hem van de zaak afleidde. Hij belde Havan, vroeg waar ze was en voegde zich bij haar. Hij vertelde haar meteen wat hij gedaan had.

“Weet ik al,”zei ze, zichtbaar nerveus. “Giselle heeft me gebeld en van de zaak gehaald.”

“Dat spijt me. Dat was niet mijn intentie.”

“Flikker op met je excuses. Ik wil je niet meer zien.”

​

IV

 

Daar zat hij dan, thuis op de bank, luisterend naar Sol Seppy, muziek die Jazzmine Firenze onder zijn aandacht had gebracht. Het was totaal niet de muziek waar hij graag naar luisterde, daarvoor was het te etherisch en elektronisch, maar het bracht hem in een melancholische stemming omdat de muziek hem aan haar deed denken en omdat hij erin kon wegzweven. En dat wilde hij nu, ze ver mogelijk wegzweven van de situatie. Eerst was hij kwaad geweest op Havan, die hem wel erg snel had weggebonjourd, maar hij realiseerde zich tegelijkertijd dat hij te ver was gegaan. Hij had nog niet besloten de zaak op te geven, wilde eerst met whisky en sigaretten en Sol Seppy totale ontspanning bereiken. And I'm at peace inside/ And all the pieces are fine/ They dance and sing in unity/ A dum dum dum dee daa da dee, zong ze. De volgende ochtend zou hij de zaken op een rijtje gaan zetten en een besluit nemen.

De bel wekte hem. Hij trok wat kleren aan en ging naar de voordeur. Een oude man in een scootmobiel. Saariaho schatte in dat hij de tachtig al ruimschoots gepasseerd was, en de omvang van zijn borstkas deed een verleden als bokser of bootwerker vermoeden. Toch zag hij er verder gedistingeerd uit, als iemand van stand, wat Saariaho niet met elkaar kon rijmen.

“Jij bent een privédetective, nietwaar?”

“Geweest.”

De man keek teleurgesteld maar was niet van plan zich af te laten schepen.

“Ik wed dat je een uitzondering wilt maken voor een oude man die een moordaanslag te verduren heeft gekregen. Ik heb bescherming nodig.”

Dat wekte inderdaad Saariaho’s interesse.

“Ik heb mijn vergunning nog, dus misschien kan ik u van dienst zijn. Komt u binnen, dan kunnen we de zaak verder bespreken.”

“Ik kan hier nergens met mijn scootmobiel naar binnen? Je hebt geen uitrolbaar hellend vlak?”

“Nee.”

“Kan ik dit ding veilig buiten laten staan?”

“Ik zou het wel op slot zetten, en alles uit de mand halen.”

Hij stond met veel moeite op en vermeed daarbij te steunen op zijn rechterhand. Saariaho kreeg een vermoeden waarom.

“Niet eens een leuning,” mopperde de man toen hij de trap bereikte.

“Ik kan u ondersteunen,” bood Saariaho aan. De man wuifde het weg en zei: “Pak die tas.”

Saariaho nam de tas uit de mand van de scootmobiel en ging ermee naar binnen. De man stond in de gang en Saariaho ging hem voor, via de wachtruimte het kantoor in. Hij had nog geen zin gehad om zijn werkruimte te ontmantelen, wist niet wat te gaan doen met de vrijkomende kamers, en dat kwam nu goed uit. Hij bood de man een stoel aan en ging naar de keuken om koffie te zetten. Het was pas acht uur in de ochtend, dus de man moest geduld hebben totdat de koffie klaar was. Toen hij terugkwam met twee koppen koffie leek de man op de stoel in slaap te zijn gevallen. Saariaho zette de kopjes op het bureau en maakte zijn aanwezigheid bekend door enkele luidruchtige manoeuvres. De oude man schrok inderdaad wakker. Hij stelde zich voor als Jace.

“Dus iemand heeft u willen vermoorden. Vertel.”

“Ik stond gisteren in mijn tuin te genieten van mijn rozenperkje toen ik opeens een harde klap op de rug kreeg. Ik draaide me om maar zag niemand. Ik dacht dat het een gedesoriënteerde vogel moest zijn geweest en keek naar de grond en verwachtte er eentje voor pampus te zien liggen, maar...”

Hij keek om zich heen.

“Waar is mijn tas?”

“In de wachtkamer.”

“Ga halen.”

Toen Saariaho even later terugkwam met de tas had Jace een pijp opgestoken. De zoetig scherpe geur van de smeulende tabak verspreidde zich als rook door de kamer. Saariaho gaf hem de tas. Hij haalde er een in een handdoek gewikkeld voorwerp uit, legde het op zijn schoot en vouwde de handdoek open.

“Een mes.”

“Een mes, ja. Goed gezien. Iemand heeft geprobeerd een mes in mijn rug te werpen. Gelukkig ben ik geopereerd aan mijn schouder en draag ik een tijdelijk plastic harnas. Daar is het mes op afgeketst.”

“Enig idee wie zou kunnen hebben geprobeerd u te vermoorden?”

“Mijn ex, maar zij kan niet gooien. Nooit gekund, trouwens. Toen we trouwden wilde ze het bruidsboeket de zaal in gooien. Het kwam terecht boven op haar eigen hoofd.”

Saariaho deed zijn best om een gevoel van humor bij de man te ontdekken, het was tenslotte een grappige anekdote, maar de man bleef bloedserieus.

“Ze kan iemand hebben ingehuurd.”

“Ingehuurd? Daar is ze veel te gierig voor. Zelfs half-om-half vond ze decadente geldverspilling. Ik heb mijn leven lang alleen maar varkensgehakt en braadworst gegeten.”

“Iemand anders?”

“Nee, waarom?”

“Wat voor een beroep heeft u uitgeoefend?”

“Wat heeft wat ik een half leven geleden gedaan heb nou met iets te maken?”

“Het kan mij een beeld geven waar de dreiging vandaan komt.”

“Dat vraag ik niet. Ik vraag je om mij te beschermen. Om bij me te zijn zo gauw ik de deur uitga en ervoor te zorgen dat de messenwerper niet opnieuw toeslaat. En dan, als hij zich vertoont, geef ik je toestemming hem hiermee te behandelen.”

Uit de tas haalde hij een pistool.

“Maak je niet ongerust. Het is niet geregistreerd.”

Saariaho besloot dit vooralsnog te negeren. Hij wilde meer te weten komen.

“En als u de tuin ingaat, moet u dan ook beschermd worden?”

“Ik ga van mijn levensdagen niet meer de tuin in.”

“Om een mes naar u te werpen moet de dader vrij baan hebben gehad. Hoe is dat mogelijk bij een afgesloten tuin?”

“Hij kan op een muur geklommen zijn.”

“Ik zou graag een kijkje nemen in uw tuin.”

“Welke idiote voorstellen doe je toch. Ik kan je garanderen dat mijn moordenaar daar niet meer is. Ik huur je in om me te beschermen, niet om Sherlock Holmes uit te hangen. Ik geef je een tientje per uur.”

“Sorry, dat komt niet in de buurt van wat ik als tarief hanteer.”

“Een tientje zwart. Dus je hoeft niets af te dragen.”

Saariaho werkte Jace de deur uit, maar niet voordat hij een foto van het mes genomen had en niet voordat hij zijn contactgegevens genoteerd had, “voor het geval dat”. Terwijl hij de man de deur uitwerkte mopperde de man dat de jeugd van tegenwoordig geen respect meer toonde, alleen maar dollartekens in de ogen had en meende dat alles vanzelf kwam. De tirade was langer, veel langer, en gemener, veel gemener, maar na de term ‘jeugd van tegenwoordig’ kon de vierenzestigjarige Saariaho er zijn aandacht niet meer bijhouden. Hij was immers al decennia niet meer zo genoemd.

Het bezoekje gaf hem wel een nieuwe invalshoek. Hij kon Havan benaderen, maar besloot eerst Alieissai te bellen. Omdat hij er geen misverstand over wilde laten bestaan dat zijn telefoontjes geen verkapte pogingen waren om op persoonlijk niveau weer contact te willen initiëren kwam hij meteen ter zake.

“Wat was Luhan voor een leraar?”

“Hoe bedoel je?”

“Was hij populair, gemakkelijk benaderbaar, aardig, streng, een klootzak?”

“Hij was nogal een autoritaire klootzak. Waarom wil je dat weten?”

“Er zijn nu vier slachtoffers. Alle vier oude mannen, twee dood, bij de twee anderen is het mislukt. Maar alle vier autoritaire klootzakken.”

“Je weet dat dat niet genoeg is. Ze moeten iets gemeenschappelijks hebben dat hen met de dader verbindt.”

“Dat weet ik. Ik moet nu gaan uitzoeken wat die gemeenschappelijke factor is.”

“Dat gaat gemakkelijker met de database van de politie. Vraag je nieuwe vriendinnetje.”

“Havan is door Giselle van de zaak gehaald en ze is niet mijn nieuwe vriendinnetje. Ze praat niet eens meer tegen me.”

“Omdat ze, naar ik aanneem, vanwege jou van de zaak is gehaald.”

“Je kent me, dus ik weet dat ontkennen geen zin heeft. Ik heb het verbruid.”

Hij vertelde wat hij gedaan had.

“Dat was een klotestreek, Saariaho. Je had net zo goed recht in haar gezicht kunnen zeggen dat je haar niet vertrouwt.”

“Ik geloof niet dat dat de kwestie was.”

“Dat is hoe zij jouw streek ervaart, ondanks je zogenaamde oprechte intentie. Ik durf de stelling aan dat zelfs als ze niet van de zaak gehaald was jouw actie het einde van jullie samenwerking had betekend.”

“Fijn om jouw perspectief te horen.”

“Maak er geen gewoonte van,” zei ze en hing op.

Hij ging aan zijn bureau zitten om Havan een excuusbrief te schrijven en haar in dezelfde envelop de foto van het mes waarmee Jace belaagd was te doen toekomen. Niet gewend zich op schrift te uiten vlotte het niet en kwam hij niet verder dan de aanhef. Hij keek naar de stille getuige van zijn makke, een stapel schriften rechts van hem op de rand van het bureau. Die had Yupa hem gegeven om zijn professionele leven op papier te zetten, als een soort memoires, maar ook om hem bezig te houden, nu het zwarte gat dat, veroorzaakt door zijn pensioen en het uit zijn leven verdwijnen van iedereen die dicht bij hem stond, voor hem dreigde op te doemen, en te vermijden dat hij erdoor opgeslokt werd.

De bel ging. Hij stond op en liep naar de voordeur. Het was Havan. Zonder op toestemming te wachten ging ze zijn huis binnen en stak in de gang meteen van wal.

“Ik ben nog steeds kwaad op je, vergeet dat niet,” zei ze en hupte van het ene been op het andere.

“Kom binnen,” zei Saariaho en kon een besmuikt lachje niet onderdrukken vanwege de volstrekte overbodigheid van zijn uitnodiging. Om het zakelijk te houden leidde hij haar naar zijn kantoor, maar zij liep door de half geopende porte-brisée naar zijn huiskamer en plofte neer in de gemakkelijke stoel.

“Of is dat jouw stoel?” vroeg ze toen ze zag dat hij bleef staan.

“Het is mijn huis, het zijn allemaal mijn stoelen.”

“Ik ben met vakantie gestuurd,” zei ze. “Giselle vond dat ik aan vakantie toe was en duldde geen tegenspraak.”

“Heb je een idee wat de werkelijke reden is?”

“Natuurlijk. Hij wil niet voor de voeten gelopen worden bij het verdoezelen van deze zaak. Dan is het lastig iemand om je heen te hebben die je er voortdurend aan herinnert dat de moord op twee oude mannen om een oplossing vraagt. Hij hoopt dat als ik terugkom van vakantie ik de zaak vergeten ben en hij het dossier ergens onderaan op een stapel kan leggen. Alleen weet ik niet waarom.”

Hij liet haar de foto zien van het mes.

“Een ordinair dertien-in-een-dozijn mes, maar wel verboden. Wat is ermee?”

Hij vertelde over Jace en deelde met haar zijn hypothese over autoritaire oude mannen en hoe hij een gemeenschappelijke factor moest vinden die de slachtoffers in direct verband bracht met de dader.

“Ik kan in onze database kijken,” zei Havan. “Ik kan morgen naar het bureau gaan met de smoes dat ik iets heb laten liggen en dan de database raadplegen.”

Deze zoektocht leverde echter niets op. Het dossier van de slachtoffers beperkte zich bij allebei tot de moord zelf en van andere zaken, zoals het verleden, werd slechts summier melding gemaakt; van Jace bestond geen dossier, dus hij had nooit met de politie te maken gehad.

“Ik mis Yupa,” zei Saariaho toen ze later die dag weer bij elkaar kwamen. “Ze had binnen de kortste keren online alle informatie gevonden die we nodig hebben, tot aan de kleuterschool die ze bezocht hebben toe.”

“Als ik nu eens bij Jace op bezoek ging. In uniform.”

“Dat is een optie. Trouwens, hebben je bezoekjes aan die antiquairs iets opgeleverd?”

“Nee. Dat mes moet wel uit een particuliere verzameling komen. Maar ik heb wel iets over Giselle.”

“Dat meen je niet!”

Het klonk triomfantelijker dan hoe hij het had willen laten klinken; Havan negeerde het echter.

“Ik heb een vermoeden waar het verzoek om mij op de zaak te zetten vandaan komt. Ken je Brandt, de vader van de Brandt die volgens Giselle door jouw toedoen omgekomen is?”

“Nee, ken ik niet. Ik weet dat hij hoog in de politiehiërarchie zat, maar heb nooit met hem te maken gehad.”

“Net voordat Giselle me op vakantie stuurde zag ik Brandt senior uit Giselles kantoor komen. Hij keek me nogal vijandig aan, hoewel hij me niet kent, omdat hij al met pensioen was toen ik in dienst kwam. Ik herkende hem van een foto die ik tijdens de opleiding gezien heb. Een soort klassieke succeszaak die als lesmateriaal gebruikt wordt.”

“Dat hoeft niets te betekenen.”

“Ik ben nog niet klaar. Opeens herinnerde ik me dat ik hem al eerder uit Giselles kantoor heb zien komen. De dag voor de eerste moord. Het is misschien puur toeval, maar het is wel verdacht toeval.”

“Inderdaad, want wat moet iemand die al lang gepensioneerd is daar, twee keer zelfs in een paar dagen. Het kan zijn dat hij en Giselle vrienden zijn, tenslotte was zijn zoon Giselles partner, maar wat als die bezoekjes niet vriendschappelijk waren? Goed werk, Havan.”

“Jij hebt me op dat spoor gebracht, maar dat weet je maar al te goed, gezien het triomfalisme van zojuist.”

“Ik heb je nooit in diskrediet willen brengen.”

“Dat begrijp ik.”

“Ik wilde je beschermen.”

“Ik heb geen bescherming nodig.”

“Wel als we nu op pad gaan. Naar Jace. En heb je toevallig het adres van Brandt senior?”

“Stond in de personeelsdatabase.”

“Nog steeds?”

“Blijkbaar.”

“Laten we mijn auto nemen. We moeten voorkomen dat jij gecompromitteerd wordt.”

“Zal ik een pruik dragen? Ik heb veel pruiken die ik nooit tijdens dienst draag.”

“Pruiken?”

“Is je nooit opgevallen dat telkens als we elkaar buiten dienst zagen ik ander haar had? Dan ben je lang niet zo’n goede speurder als ik altijd gedacht heb. Vrijwel alle zwarte vrouwen hebben pruiken. Tenminste, van de generaties voor mij.”

“En jij.”

“En ik. Ik heb een platinakleurige pruik, zoals Rose Stone van Sly & The Family Stone altijd droeg op het podium. En als ik dan toch bezig ben kan ik ook een ultrakort jurkje aantrekken met een diep decolleté. Ik ben wel een stuk groter dan zij.”

“Je gaat niet naar een look-a-like wedstrijd. Het gaat erom dat je niet onmiddellijk herkenbaar bent als politieagent Havan.”

“Maar als we Jace bezoeken moet ik er juist wel uitzien als politieagent.”

“Met opvallende pruik.”

“Zie ik er dan niet uit als een nepagent die op weg is naar Comic Con?”

“Je hebt gelijk.”

“Bij hem draag ik mijn alledaagse werkpruik.”

“Draag je altijd een pruik?”

“Voordat ik bij de politie ging had ik een kop vol vlechten. Nu gebruik ik een 5 Star Afro Magic Clip tondeuse om het haar op één centimeter te houden. En nee, ik draag niet altijd een pruik. Toen ik nog als platte pet op straat patrouilleerde zelfs nooit. En privé, in alledaagse omstandigheden, meestal ook niet.”

“Maar nu wel.”

“Maar nu wel.”

Ze namen Saariaho’s auto en gingen eerst bij Havan langs om een geschikte pruik uit te kiezen. Ze had er een aparte hoek in de kamer voor ingericht, met een tiental pruiken op plastic hoofden, en een passpiegel. Behalve de Rose Stone pruik pakte ze er ook eentje die Diana Ross gedragen zou kunnen hebben tijdens haar tijd met The Supremes. Met piepschuimen hoofd en al zette ze die op de achterbank.

“Hoe wil je Jace aanpakken?”

“Ik zeg dat jij melding gemaakt hebt van de moordaanslag.”

“Hij heeft een reden waarom hij er niet mee naar de politie gegaan is.”

“Precies. Dat is mijn volgende vraag.”

“Probeer in de tuin te komen. Ik wil weten vanwaar dat mes is gegooid.”

“Je hoeft me niet uit te leggen hoe ik mijn werk moet doen.”

“Sorry, macht der gewoonte. Mijn vroegere partners, ik heb hen allemaal opgeleid.”

“Ik ben niet je partner, niet huidig en niet toekomstig.”

“Ik snap het.”

Voor de brok zenuwen die ze uiterlijk was, in haar bewegingen en met haar tics, was ze behoorlijk zelfverzekerd. Ook als Giselle niet een duister, door Brandt senior ingefluisterde reden had om haar deze moordzaak te geven zou het Saariaho niet verbaasd hebben dat ze de zaak toegewezen kreeg. Ze had talent en wat beter als eerste zaak dan eentje met een lage prioriteit en nauwelijks nieuwswaarde, de moord op een zwerver die niet eens uit de stad kwam en er geen banden had. Prima oefenmateriaal waarin weinig mis kon gaan, behalve dan dat Saariaho zich toevallig in de buurt ophield toen het eerste slachtoffer viel.

Ze wilden net de deur uitgaan, op weg naar eerst Jace en vervolgens Brandt senior, toen Havan een bericht van het bureau binnenkreeg. Ze keek Saariaho aan en leek nerveuzer dan ooit.

“Wat is er?”

“Ik moet je arresteren.”

“Mij arresteren? Waarom?”

“Je wordt verdacht van gerontocide, het systematisch ombrengen van oude mensen.”

“Wat een klootzak.”

“Je bedoelt Giselle?”

“Natuurlijk. En? Ga je het doen, mij arresteren? Je weet toch dat dit niet waar is, een afleidingsmanoeuvre.”

“Ik ben het als politieagent verplicht, maar ik heb vakantie. Ik kan het bericht niet gezien hebben.”

“Daarmee zou je me een gigantische dienst bewijzen.”

“Maar het betekent wel dat we ons niet meer samen kunnen vertonen.”

“Dat snap ik. Ik ga meteen. Houden we contact?”

“Ik weet het niet. Is dat wel verstandig?”

“Geloof me, het is verstandig.”

“Wat als ze me in de gaten houden?”

“Ik verzin wel wat.”

Hij stapte in zijn auto, realiseerde zich dat hij niet naar huis kon en dat hij niet in deze auto kon blijven rondrijden, tenzij hij het noodlot met open vizier tegemoet wilde rijden om zich te laten arresteren. Dan zou hij weliswaar de zaak niet zelf kunnen onderzoeken, maar in hoeverre kon hij dat nu wel? En er was geen back-up team, geen Alieissai, geen Yupa, geen Nammyo om het onderzoek over te nemen en hem zo te ontzetten. Alleen Havan, maar die was gebonden aan de eed die ze had afgelegd toen ze in dienst trad bij de politie. En nu ze van de zaak gehaald was kon ze sowieso weinig uitrichten. Maar als hij zich liet oppakken kwam er tenminste schot in de zaak en hij kende het rechtssysteem voldoende om erop te vertrouwen dat hij snel weer vrije lucht zou kunnen inademen. Hij kwam er niet uit en wilde ergens in alle rust de pro’s en cons op een rijtje zetten.

Hij was nu ver genoeg van Havans huis om zonder haar in de problemen te brengen de auto langs de kant van de weg achter te laten en te voet verder te gaan. Het hotel van Orin en Chris leek hem een goede plek om zich schuil te houden totdat hij een beslissing had genomen. En ze hoefden niet eens te weten dat hij gezocht werd. Hij vertelde hun dat hij vanwege werkzaamheden aan de riolering een paar dagen het huis uit moest. Hij belde Havan vanuit de telefooncel in het hotel om haar te laten weten waar ze hem kon bereiken. Ze kwam dezelfde avond nog om verslag te doen van haar bezoekjes.

Hoewel Jace niet onder stoelen of banken stak dat hij het bij de politie in dienst nemen van mensen van kleur, en van vrouwen überhaupt, ten stelligste afkeurde, een teken vond van het verval van de maatschappij, bleek zijn gezag voor het uniform onvoorwaardelijk te zijn.

“Het is niet moeilijk om zijn tuin te bereiken. Je kunt gewoon vanaf de weg via een steegje achterom. De afscheiding is een muur van twee meter, zonder extra verdediging zoals prikkeldraad of ingemetselde glasscherven. Je hebt dan vrij zicht want de tuin is totaal betegeld, op twee rozenperkjes aan de zijkanten en een hortensia tegen de achterkant na. De enige hindernis is een stenen zeemeerminfontein precies in het midden.”

“Heb je hem gevraagd of hij Luhan of Anderson gekend heeft?”

“O, shit, ben ik dat vergeten,” zei ze en het sarcasme droop ervan af. “Natuurlijk heb ik dat gevraagd. Hij zei zelf ook beroepsmilitair te zijn geweest en het geschopt te hebben tot majoor, maar nooit van Anderson te hebben gehoord. En ook Luhan kende hij niet. Ik heb zelfs gevraagd naar Anders. Nada. Ja, dat hoor je goed, ik heb ook Anders erbij gehaald. Maar volgens mij liegt hij. Ik ben ervan overtuigd dat hij niet het achterste van zijn tong liet zien. Van de ene kant heel gezagsgetrouw, serviel bijna ondanks zijn constant nukkige gedrag, maar tegelijkertijd had hij een reden om niet naar de politie te gaan om aangifte te doen, dus iets klopt er niet. Hij wilde me niet vertellen waarom niet. Het kan zijn dat het gegeven dat ik een vrouw van kleur ben hem ervan weerhield openheid van zaken te geven, maar het feit blijft dat hij naar jou gekomen is en niet naar de politie ie gegaan.”

“De moeite waard om die invalshoek nader te exploreren.”

“Dat ik dus zal moeten doen, want jij kunt je niet in het openbaar vertonen.”

“Ben je nog bij Brandt senior geweest?”

“Nee. Ik stond voor de deur en durfde niet. Hij kent me immers.”

“Daar had je toch de platina pruik voor.”

Er werd op de deur geklopt. Het was Orin, met het bericht dat Saariaho op het nieuws was, als voortvluchtige en vuurgevaarlijke moordenaar. Er stond een prijs op zijn hoofd.

“Je kans om wat geld te verdienen,” zei hij tegen Orin.

“Ik ga je niet uitleveren,” zei Orin verontwaardigd.

“Waarom niet? Vroeg of laat krijgen ze me toch te pakken en als ze ontdekken dat ik me hier heb schuilgehouden ben je medeplichtig. Nu kun je er geld mee verdienen.”

“Er moet toch een manier zijn om je uit hun handen te houden.”

“Het zijn ook mijn handen,” zei Havan.

“Je hebt gelijk, je moet meteen weg hier.”

 

V

 

De redding kwam uit volstrekt onverwachte hoek.

Nadat Orin overdrachtelijk gesproken met het mes op de keel de politie gebeld had en, na hen ervan overtuigd te hebben dat het niet nodig was met veel bombarie en grote overmacht het hotel binnen te vallen, hun verteld had dat Saariaho zich bij haar schuilhield, ging Saariaho op het bankje naast de ingang zitten en wachtte op wat ging komen.

Giselle hield woord. Slechts twee auto’s, behalve hij maar drie geüniformeerde agenten. Ze kwamen naar hem toe zonder getrokken pistolen. Toen Giselle hem in de handboeien sloeg merkte Saariaho op: “Als jullie vuurgevaarlijke voortvluchtigen altijd zo benaderen, snap ik wel waarom de kas van het weduwenfonds altijd leeg is.”

Op het bureau aangekomen werd hij niet naar een verhoorkamer gebracht maar, omdat Giselle mompelde dat hij wel iets belangrijkers te doen had, direct naar een cel gebracht. Dat sterkte Saariaho in zijn vermoeden dat de arrestatie puur pesterij was. Of bedoeld om een reactie uit te lokken van de echte dader. Dat laatste betekende dat Giselle wel degelijk een idee had in welke richting de schuldige te zoeken. Met de arrestatie van Saariaho en het breed uitmeten ervan in de media zou de dader zich veilig en onbespied wanen en wellicht onvoorzichtig worden. Maar wat Giselle ook uitgedokterd had, Saariaho’s redding was voor voor de hoofdrechercheur een complicerende factor omdat hij daar geen rekening mee had gehouden.

Toen Saariaho de volgende ochtend weer op vrije voeten was gesteld, zonder uitleg, zonder verklaring, zonder reden, pikte hij zijn auto op, die nog stond waar hij hem had achtergelaten, en reed naar huis. Vandaaruit zou hij contact opnemen met Havan en Orin. Op de deurmat vond hij een brief. Zijn naam stond in grote blokletters op de envelop. Hij legde de brief op zijn bureau en ging naar de keuken om koffie te zetten. Hij liep de tuin in, rookte een sigaret en keek naar het raam vanwaaruit Bonet hem ooit gadegeslagen had, stervend en in alle eenzaamheid. Soms gebeuren de hartverscheurendste dingen recht onder je neus en je hebt niets in de gaten, dacht hij, liep naar binnen, pakte de mok koffie en ging ermee naar het kantoor. Hij scheurde de envelop open en haalde een brief eruit. Die las: “Ik heb de schuld op me genomen, want ik weet dat jij niet schuldig bent en alleen als vrije man deze zaak kunt oplossen. Ik vertrouw op je. Vind de echte schuldige, dan kom ik vanzelf weer vrij. Ik doe dit omdat ik in je geloof en omdat ik het jou verschuldigd ben.”

Geen aanhef, geen ondertekening. Hij herkende het handschrift niet en toch meende hij te weten wie zich voor hem opgeofferd had. Hij dacht aan Ayres, een vrouw van rond de vijfenzeventig die verbonden was aan de Kinderen van Woot, een geheimzinnige gemeenschap die in een villa woonde aan de rand van de stad en daar uitgeprocedeerde asielzoekers ondersteunde. Hij had een paar jaar eerder de moord op haar man opgelost en blijkbaar was daardoor bij haar het idee opgekomen dat ze hem iets schuldig was.

Hij belde Orin en vertelde dat hij weer vrij was. Zij vertelde hem dat Giselle beweerde dat het doorgestoken kaart was en zij daarom geen aanspraak kon maken op de uitgeloofde beloning.

“Ik kan niet zeggen dat me dat verbaast.”

“Weet je wie zich voor je opoffert?”

“Ik heb een vermoeden, maar wil eerst bevestiging.”

Meteen na Orin belde hij Havan.

“Iemand heeft jou nadat het arrestatiebevel was uitgegaan uit mijn huis zien komen. Ik ben niet meer op vakantie, ik ben geschorst.”

“Nu ik vrij ben zullen ze die schorsing ongedaan moeten maken.”

“Volgens Giselle niet.”

“Weet je wie mijn plaats in het beklaagdenbankje heeft ingenomen?”

“Nee.”

“Kun je er achter komen?”

“Nee.”

“Als ik naar het politiebureau ga en vraag de nieuwe verdachte te spreken te krijgen, wordt dat dan toegestaan?”

“Nee. Ik denk dat alleen een advocaat toegang krijgt. Ken je er een?”

“Ja. Ik zal hem bellen.”

“Ik zie een bericht in de media verschijnen. Een persbericht van de politie waarin ze bevestigen dat je bent vrijgelaten en dat iemand anders bekend heeft de moorden te hebben gepleegd. Helemaal niets over die persoon, zelfs geen initialen. Er staat overigens specifiek bij dat je verdacht blijft van betrokkenheid.”

“Nu je geschorst bent en ik vrij belet niets ons nog om weer samen te gaan werken. Kom hierheen, dan gaan we samen naar de advocaat.”

“Je moet me komen halen. Mijn auto staat nog steeds bij jou.”

“Ik bel eerst Beer, de advocaat, om een afspraak te maken en kom dan jou ophalen.”

Een minuut of twintig later stond hij bij Havan voor de deur. Hij zag mannen in een auto aan de overkant van de straat en belde voordat hij uitstapte naar Havan.

“Dat is snel. Als die advocaat van jou meteen beschikbaar is geeft me dat weinig vertrouwen.”

“Hij is oké. Verdachte mannen houden je huis in de gaten.”

“Verdachte politiemannen of verdachte misdadige mannen?”

“Ik zie in dit geval geen verschil.”

“Het zijn nog steeds mijn collega’s. Interne zaken, vermoed ik. Ik ga aan de achterkant eruit en draag een hoodie.”

Saariaho reed om de blok heen en hield via zijn achteruitkijkspiegel in de gaten of hij gevolgd werd. Blijkbaar hadden ze zijn auto niet gezien of herkend want ze bleven op hun plek. Havan droeg niet de hoodie, zoals ze gezegd had, maar de platinakleurige pruik.

“Ik zag hem liggen en dacht, zonde die niet te gebruiken. Ik verwachtte dat je me toch wel zou herkennen.”

“Wordt de achterkant niet in de gaten gehouden?”

“Dat zullen we snel genoeg merken. Bovendien, ze kunnen me toch niet verbieden om privé met iemand om te gaan?”

“Misschien wel als hij verdacht wordt van betrokkenheid bij meerdere moorden.”

“Die wij gaan oplossen. Via een advocaat.”

Beer was gekleed in een deftig driedelig donkergrijs pak met rode stropdas dat prettig contrasteerde met het jeugdig en speels overkomende hoofd vol krullen. Hij deed niet eens moeite te pretenderen het druk te hebben en als vriendendienst zijn lunch op te offeren om Saariaho te ontvangen.

“Dus je weet niet eens wie?” vroeg hij verbaasd toen Saariaho hem had uitgelegd waarom hij Beer in de arm wilde nemen.

“Dat is aan jou om uit te vinden.”

“Ik kan toch niet op het politiebureau verschijnen en zeggen iemand te vertegenwoordigen van wie ik de naam niet eens ken, niet weet of het een man of een vrouw is?”

“Je verzint er wel iets op. Aan het handschrift te zien is het een vrouw.”

Hij gaf hem het briefje. Beer wendde zich nu tot Havan.

“Behoor jij tot de nieuwe garde Angels?”

“Nee,” antwoordde Havan gevat, “tot de oude garde politieagenten, niet corrupt en toch geschorst.”

“Je kunt zeggen dat je gebeld bent, anoniem, door de verdachte voordat ze zichzelf ging aangeven.”

“Volgens mij weet jij stiekem wel degelijk wie het is,” zei Havan.

“Ik heb een vermoeden, maar niet meer dan dat.”

“Fraai. Maar oké, ik zal een poging wagen. Misschien kun je me een tegendienst bewijzen.”

“Wat kan ik voor je doen?”

“Ik krijg nog behoorlijk wat geld van een cliënt, maar hij blijft me afschepen. Misschien kun je hem een bezoekje brengen en hem ervan overtuigen dat hij echt moet gaan betalen.”

“Dan trek ik mijn uniform aan,” zei Havan. “Dat wordt leuk.”

“Wat is je cliënt voor iemand?”

“Oud. Verzekeringsfraude. Omdat we de zaak verloren hebben denkt hij me niet te hoeven betalen.”

“Moet hij het geld meteen overhandigen?”

“Als je met zoveel cash over straat durft, maar daar gaat het me niet om. Je moet hem gewoon streng, mild dreigend zo je wil, aankijken zodat hij weet dat ik serieus ben.”

“Adres?”

“Als je nu gaat vind je hem aan de rivier, bij de oude werf. Daar hangt hij overdag meestal rond met een paar andere oude gozers op hun scootmobiel. Allemaal gepensioneerde penoze, tegen elkaar opscheppend over wat ze in hun leven allemaal geflikt hebben, nostalgische verhalen ophangend over die mooie jaren zeventig, toen de misdaad nog omgeven was door romantiek en ons-kent-ons ouwe jongens krentenbrood. En afgevend op de jeugd van tegenwoordig, natuurlijk.”

“Laten we daar eens een kijkje gaan nemen,” zei Havan, die er duidelijk zin in had.

“Op het einde van de middag komen we hier weer bij elkaar,” zei Beer. “Ik zal mijn assistente vragen de agenda voor dan te legen.”

De oude werf lag waar de Rivierenbuurt eindigde en werd ervan gescheiden door een weg die parallel aan de rivier bleef lopen totdat hij in het noordoosten de stad verliet. Ze zagen het groepje al van een afstand, de scootmobiels kris-kras op het grasveldje geplaatst, alle met aan het stuur een grote plastic tas vol halveliter blikken bier.

“Best handig, altijd je stoel bij je,” zei Havan toen ze op het groepje af liepen. Ze had haar pruik in de auto achtergelaten.

“Mooie kop heb je,” zei Saariaho, “mooi gevormde schedel. Ze zouden de jouwe moeten gebruiken nu het schedelmeten weer in de mode raakt.”

“In dergelijke kringen zou ik het toch nooit verder schoppen dan als nobele wilde. Vind je mijn oren niet te klein?”

“Beter dan die enorme flappen van mij.”

Ze kwamen bij het groepje bejaarde criminelen.

“Dag, heren,” zei Saariaho opgewekt. “Wie van jullie is Schaeffer?”

Hij wist heel goed wie van hen degene was die ze moesten hebben, Beer had hem nauwkeurig beschreven, maar hij was benieuwd naar zijn reactie, en die van de anderen.

“Wie wil dat weten?” vroeg een man die niet Schaeffer was.

“Ik, dat hoorde je toch?”

“Het zijn oude mannen, Hutch, die horen niet meer zo goed,” zei Havan. Ze zette een luide stem op toen ze zei: “Ik ben Starsky en Hutch hier wil weten wie van jullie Schaeffer is. We hebben een beschrijving gekregen, maar oude witte mannen lijken zoals jullie wel weten allemaal erg op elkaar.”

De echte Schaeffer zei: “Jullie moeten mij hebben. Zeg wat je te zeggen hebt en rot dan op. Jullie verstoren een genoeglijk samenzijn van vrienden.”

“Wij hebben ook een vriend,” zei Saariaho. “En die krijgt nog veel geld van jou. Wij zijn gekomen om je daaraan te herinneren.”

“Ik ben niemand niets verschuldigd,” zei hij stellig. Een van de anderen zei opeens: “Wacht even, ik ken jou. Jij was op het nieuws. Jij bent die oudemannen-moordenaar. Kom je ons vermoorden?”

“Als ik werkelijk de oudemannenmoordenaar ben zou ik toch niet als vrij man rondlopen?”

“Jij was erbij toen Luhan vermoord werd,” zei weer een ander. “Dat heb je zelf op tv gezegd.”

“Dat klopt. Ik zat een meter of tien bij hem vandaan. En omdat ik van beroep privédetective ben doe ik er onderzoek naar, maar dat heeft niets te maken met waarom ik hier ben.”

“En zij, zij is je hulpje?”

“We zijn gelijkwaardige partners,” zei Havan.

“Ik ben eerder haar hulpje,” zei Saariaho zonder ironie. Hij richtte zich tot de man die Luhan bij naam had genoemd, en vroeg: “Dus je kende Luhan?”

“We kenden hem allemaal,” antwoordde hij. “Hij was een beetje geschift, wilde ons les geven omdat we niet correct Nederlands zouden praten.”

“Zoals ‘Ik ben niemand niets verschuldigd’,” zei Havan.

“Ik mag jou niet,” zei Schaeffer.

“Heeft iemand van jullie een idee wie Luhan heeft vermoord?” vroeg Havan, Schaeffer negerend.

“En Anderson? En de mislukte poging bij Jace?” vulde Saariaho aan.

Het bleef stil. Iedereen keek schaapachtig naar het blik bier in de hand.

“Goed, we laten jullie verder met rust. Maar, Schaeffer, vergeet niet Beer te betalen.”

“Want anders?”

“Dat wil je niet weten.”

Toen ze naar de auto liepen zei Saariaho: “We hebben beet. Ze weten meer en één van hen zal zijn mond opendoen.”

“Ze zijn bang.”

“Ze zijn potentiële slachtoffers.”

 

VI

 

Saariaho had geen gelijk. Beer omschreef zijn nieuwe cliënt, degene die de moorden bekend had waarvan Saariaho beschuldigd was, niet als een vijfenzeventig jaar oude vrouw maar als een nog jong iemand van wie hij niet met zekerheid kon zeggen of het een meisjesachtige jongen of een jongensachtig meisje was en die niet de echte naam wilde noemen. Het kwam als een schok maar hij besefte dat Jazzmine Firenze weer zijn leven binnengetreden was. Hij wilde er meteen heen, haar spreken, haar smeken deze schertsvertoning te staken, maar Beer verzekerde hem dat dat onmogelijk was, omdat ze in beperking gehouden werd en alleen met haar advocaat mocht praten.

“Wanneer spreek je haar weer?”

“Morgen.”

“Je moet absoluut mijn boodschap aan haar doorgeven.”

“Zet het op papier, dan weet ik zeker dat ik precies overbreng wat je bedoelt.”

“Krijg je zomaar op je oude dag huiswerk,” zei Havan. Het was iets wat Yupa gezegd had kunnen hebben, of Alieissai. Was hier dan toch een partnerschap aan het ontstaan? De oude mannen, Beer, Giselle, Ronnie van het hotel, Orin, allemaal hadden ze in die richting gehint. En zelf, hoewel op andere momenten in alle toonaarden ontkennend, had ze hen vergeleken met Starsky en Hutch. Saariaho had die serie nooit gezien, de film wel maar daar kon hij zich niets van herinneren, dus hij kon niet precies inschatten hoe zij hun verhouding zag. Waarschijnlijk was het gewoon een geintje geweest.

Saariaho ging naar huis om zich aan die brief te wijden, Havan ging naar huis om een bad te nemen en te bedenken hoe ze de schorsing ongedaan kon krijgen en Beer nam zijn vrouw mee uit eten, een verlaat verjaardagscadeautje.

Waar had Jazzmine Firenze zich al die tijd opgehouden? Waarom was ze uit ieders leven verdwenen? Hij belde Witt maar die zei met dezelfde vragen achtergebleven te zijn, had kennelijk zelfs niet geweten van Jazzmine Firenzes baantje bij de vuilnisophaaldienst. Hij belde Anders, misschien was ze ondanks alles teruggekeerd naar haar oude stek, hoe onwaarschijnlijk ook aangezien Anders geprobeerd had haar te verkrachten. Maar het was mogelijk dat ze die stap genomen had vanwege Emmaline en Selma, haar beste vriendinnen daar. Hen kreeg hij echter niet te spreken, dus moest hij genoegen nemen met Anders. Hij vertrouwde hem niet en zou het liefste meteen in de auto stappen en erheen rijden. Dan was de kans ook groter dat hij de anderen te spreken kreeg. Hij nam zich voor de volgende dag erheen te rijden, want het was een rit van een uur en nu was het te laat. Opeens moest hij denken aan Souza, die ook in Anders’ huis gewoond had maar toen ze met haar webcamshows genoeg geld verdiend had vertrokken was. Naar haar geboorteland Bolivia zei de ene. Als Jazzmine Firenze haar daarheen gevolgd was kon ze nu niet hier in een cel zitten. Maar hij had Souza gezien, toen hij op zoek was naar de verdwenen lori’s van Anders, die door Souza’s zus Lecy gestolen bleken te zijn. Hij wist waar ze mogelijk nog steeds woonde. Het was pas een jaar geleden. Dat Jazzmine Firenze zich daar het laatste driekwart jaar schuilgehouden had en vanuit daar kennelijk Saariaho in de gaten hield was een redelijke aanname en de moeite waard om te onderzoeken. Daar kon iets gebeurd zijn dat wellicht verduidelijkte waarom ze het dwaze besluit genomen had de moorden op Luhan en Anderson te bekennen.

De man die Luhan bij naam had genoemd heette zelf Bruno en stond laat die avond stomdronken aan Saariaho’s deur.

“Ik kom je vertellen over Luhan,” zei hij veel te luid en met dubbele tong. Hij had de scootmobiel dwars op de stoep gezet en negeerde het gepiep omdat het ding kennelijk in de achteruit stond. Saariaho bedacht dat het met zijn huidige clientèle niet eens zo’n slecht idee zou zijn om een plank te kopen waarover een scootmobiel gemakkelijk naar binnen gereden kon worden. Na het ding tegen de gevel gezet te hebben haalde hij de sleutel eruit en ging naar binnen, waar de man al in de gang stond. Gewoonlijk ontving hij geen dronken mensen en vroeg hij hun de roes te gaan uitslapen en een dag later nuchter, en waarschijnlijk met een kater, terug te komen, maar deze keer was hij te benieuwd en bang dat de man als hij weer een fris hoofd had deze stap niet meer durfde te zetten. Hij gaf de man zelfs een biertje.

“Wij zijn niet de enigen,” zei hij en keek Saariaho wazig maar veelbetekenend aan. Het leek Saariaho verstandig om de man een beetje te sturen, dus vroeg hij: “Wie zijn ‘wij’?”

“Mannen van een zekere leeftijd die buiten bij elkaar komen. Dat is echt niet alleen iets van jongelui. Het is gewoon, ja, gezellig, weet je wel.”

“Dat snap ik. Wat wil je me vertellen? Het ging over Luhan.”

“O ja, Luhan.”

Uit zijn jaszak haalde hij een verfrommeld pakje shag. Saariaho vond het jammer dat je aan de pakjes niet meer kon zien wat iemand rookte. Iemand die Drum of Samson rookte was een heel ander persoon dan iemand die Brandaris rookte. Of, aan de andere kant van het spectrum, Winner. Nu alle pakjes hetzelfde waren en hij de keur aan merken bij de tabakswinkel niet meer kon zien wist hij niet eens meer of die merken nog bestonden. Hoewel de oude man tijdens zijn leven volgens zijn inschatting meer dan vijftigduizend keer een shaggie gerold had ging het hem moeilijk af. Pas toen hij uiteindelijk zijn sigaret gedraaid en aangestoken had vroeg hij of het in orde was als hij rookte. Als antwoord schoof Saariaho hem de asbak toe en vroeg hem opnieuw om over Luhan te vertellen.

“O ja, Luhan. Er zijn ook anderen als ons.”

Hij wilde de man verbeteren maar liet het erbij. Hij snapte Luhan heel goed.

“Luhan was vorige week bij de parkgangers. Dat was zijn vaste groep. Hij zwierf ook nogal eens rond en sloot zich kortstondig aan bij andere gezelschappen. Het zijn allemaal losjes samengestelde groepjes, hoewel je je er niet zomaar bij kunt gaan staan. De vorige week kwam hij naar ons toe, nogal overstuur. Hij was die avond bij de parkgangers geweest. Die zijn trouwens niet oké. Wij wel, je hebt ons gezien, versleten mannen van wie geen gevaar te duchten valt. We zijn aardige mannen, als je ons beter kent, en we praten over vroeger. We waren echt geen lieverdjes, vergis je niet, maar niet gewelddadig. Oplichten, inbreken, dat was onze specialiteit. Maar die parkgangers, oei. Dat zijn niet eens vermoeide dieven die oude koeien uit de sloot halen. Het zijn oude nare mannen en ik wil niks met hen te maken hebben.”

Het viel Saariaho op dat toen de man eenmaal was begonnen te praten niet meer te merken was hoe dronken hij was geweest toen hij voor de deur stond. Alsof praten hem ontnuchterde. Hij praatte niet eens meer met dubbele tong en hij had het volume van zijn stem goed onder controle gekregen.

“Er was dit meisje, een kind nog, dat van huis was weggelopen en in het park was terechtgekomen. Op zoek naar aandacht mengde ze zich onder die oude mannen. Luhan zag hoe ze van man naar man getild werd en door allemaal erg onfatsoenlijk behandeld werd. Je snapt wel wat ik bedoel. Ze werd gewoon aangerand. Het meisje begon zich er ongemakkelijker en ongemakkelijker bij te voelen en wilde zich losrukken maar dat lukte haar niet. Integendeel, de mannen werden er alleen maar grover door. En een plezier dat ze hadden! Toen een van de mannen het meisje de bosjes in sleurde is Luhan gegaan en naar ons gekomen. Twee dagen later werd hij vermoord. Ik weet niet of het een ook maar iets met het ander te maken heeft, maar ik dacht dat je het wel zou willen weten.”

“De man die dat meisje de bosjes in sleurde, weet je wie dat is?”

“Geen idee.”

“En dat meisje, weet je wie zij is?”

“Luhan zei dat ze er prat op ging de kleindochter van een of andere hoge pief in de stad te zijn.”

“Je weet niet welke hoge pief?”

“Nee.”

“In welk park gebeurde dat?”

Gelukkig was het niet het park waar Fera doodgereden was, maar eentje in een gerenoveerd deel van de Rivierenbuurt, een paar honderd meter van de oude werf. Samen met Havan reed hij er de volgende ochtend heen. Hoewel het vanwege de schorsing verboden was had ze het politie-uniform aangetrokken. Zo wilde ze die lieden duidelijk maken dat er met haar niet te spotten viel.

“Er is niemand,” zei Saariaho toen ze arriveerden. “Misschien zijn we te vroeg.”

Behalve een kind met zijn moeder in het speeltuingedeelte en verder weg een man in joggingpak die een hond uitliet was het park leeg.

“Ik ga die moeder vragen of zij iets weet.”

“Zal ik dat niet doen? In je uniform lijkt het zo serieus, voor sommigen werkt het zelfs intimiderend.”

“Dat was de bedoeling ervan.”

“Voor die ouwe viespeuken, ja, maar niet tegenover een bleue moeder en haar kind.”

“Geloof me, in deze buurt is niemand boven de zeven bleu.”

“Vertel mij wat.”

Havan bleef achter in de auto toen Saariaho zo nonchalant mogelijk naar het speeltuintje liep, als een wandelaar die toevallig passeerde. Bij het hek dat diende om te voorkomen dat de kleintjes ervandoor gingen, bleef hij staan. De vrouw zat drie meter verder op een bankje en hield haar zoontje op het klimrek goed in de gaten.

“Kom je hier vaker?” vroeg Saariaho met zijn vriendelijkste stem. De vrouw keek naar hem. Hoewel ze jong was en het onopgemaakte gezicht natuurlijke verfijning verried was ze slonzig gekleed, had het haar slordig bij elkaar gebonden en zagen haar handen er onverzorgd uit, met rouwranden onder de deels afgebroken nagels. Haar stem was grof van klank en brutaal van toon.

“Waarom vraag je me dat?”

“Het gaat me niet om jou, maar om de oude mannen die hier vaak rondhangen. Weet je daar iets van?”

“Ik weet niks van die engnekken. Laat me nu met rust.”

Ze zag haar zoon het hoogste punt van het klimrek bereiken en riep: “Sollie, kom naar beneden. Als je met je spastische benen naar beneden flikkert raap ik je niet op.”

Toen richtte ze zich weer tot Saariaho, die was blijven staan, en zei: “Wat sta je hier nog, pedo? Moet ik de politie bellen? Die komen meteen als er een pedo bij de speeltuin rondloopt, dat kan ik je verzekeren.”

Havan zag aan Saariaho’s lichaamshouding dat hij niet verder kwam en stapte uit. Ze hoopte dat de vrouw niet in de gaten had dat ze uit dezelfde auto kwam als Saariaho, en dus wist dat ze bij elkaar hoorden.

“Kijk, daar zij ze al!” riep de vrouw uit. “U komt als geroepen, agent, die vent is een pedo.”

“Is dat waar, meneer?”

“Nee, agent, ik vroeg mevrouw alleen of ze iets wist over een groepje oude mannen dat hier vaak komt. Ze noemde hen ‘engnekken’, dus ze kent hen.”

“Is dat zo, mevrouw? Kent u die mannen?”

“Nee, agent.”

“Waarom noemt u hen dan engnekken?”

“Omdat ik mijn leven niet zeker ben als ik iets zeg.”

“Ze bedreigen u?”

“Nou, nee, bedreigen is een groot woord.”

“Waarom denkt u dan dat ze u kwaad zullen doen als u iets over hen zegt?”

“Gewoon. Mijn man heeft me voor hen gewaarschuwd.”

“Kan ik uw man spreken?”

“Hij is op zijn werk.”

“Waar werkt hij?”

“U gaat hem toch niet op zijn werk lastigvallen? Hij wordt ontslagen als de politie op het werk naar hem vraagt.”

“Dat zal wel meevallen. Waar werkt uw man? En wat is zijn naam?”

“Maar aan deze pedo gaat u niets doen? Die laat u gewoon lopen?”

“Ik ben Saariaho, privédetective. Ik doe onderzoek naar een voorval met een minderjarig meisje, dat door die oude mannen zou zijn lastiggevallen.”

“Nou, daar weet ik niks van, en mijn man ook niet. Die engnekken zijn hier altijd vanaf een uur of drie. Beter om dan terug te komen en niet mijn man op zijn werk lastig te vallen.”

“Daar heeft u gelijk in. Maar dat wil niet zeggen dat uw man ons niet belangrijke informatie kan geven.”

Hij werkte als metselaar aan een huizenproject ver in het zuiden van de stad. Ze beloofden dat Saariaho de opzichter zou benaderen en dat Havan met haar politie-uniform buiten beeld bleef. De metselaar wist echter alleen te vertellen dat hij die oude mannen niet vertrouwde, dat zij hoge piefen in de stad waren die in het park van een buurt waar niemand hen kende duistere complotten smeedden om het volk arm, dom en bang te houden en zichzelf te verrijken. Hoge piefen, dat had hij al eerder gehoord.

“Je weet niet wie ze zijn? Naam, functie?”

“Nee, ik ken hen niet.”

“Hoe weet je dan dat het hoge piefen zijn en dat ze complotten smeden?”

“Omdat ze hier in het park bij elkaar komen, waar niemand hen kent. Waarom zouden ze daar anders elke dag zitten smoezen? Als ze gewoon gezellig zitten te buurten zouden ze wel ergens zijn waar ze gekend worden. Denk toch eens na, man.”

“Ken je de hoge piefen van de stad?” vroeg Saariaho aan Havan toen hij weer in de auto zat.

“Ik denk het. De burgemeester, de wethouders, de meeste raadsleden, enkele CEO’s en wat mensen uit de middenstand, die met een grote mond. En jij?”

“Idem. Ik ken ook nog wat volk uit de culturele wereld. Ik ben benieuwd wie van hen we vanmiddag in het park te zien krijgen.”

Hij keek op de klok en vloekte binnensmonds.

“Wat?”

“Te laat om nog te gaan, als we om drie uur in het park willen zijn.”

“Waar wilde je heen?”

Hij vertelde over zijn plan om te proberen te achterhalen waar Jazzmine Firenze de laatste negen maanden had uitgehangen. Hij startte de auto en reed weg, zag niet dat het verkeerslicht op rood stond en werd geflitst. Havan maakte hem er attent op.

“Als je wist dat daar een flitspaal staat, waarom heb je me dan niet gewaar-schuwd?”

“Omdat ik niet wist dat je van plan was door rood te gaan rijden, omdat ik niet wist dat daar een flitspaal staat totdat we er voorbijreden en omdat ik van de recherche ben en niet van de verkeerspolitie.”

Enkele straten van stilzwijgen verder zei Saariaho: “Zullen we in de tussentijd ergens gaan lunchen? Ik ken een leuke zaak hier in de buurt.”

“Geschorst zijn heeft dus ook zijn voordelen. Tijdens de dienst bestaat lunch uit een boterham aan het bureau of een broodje kroket in de auto.”

“En word je nooit getrakteerd.”

Havan barstte in lachen uit.

“Je bent echt bezig om me te rekruteren.”

“Ik ben gepensioneerd. Ik heb dit werk lang genoeg gedaan.”

“En kijk nou eens. Je hebt je weer zelf in een zaak gemanoeuvreerd. Volgens mij kun je niet zonder.”

“Een beetje rijden, wat rondvragen en nadenken lukt nog wel, maar de meer fysieke aspecten liet ik al jaren over aan mijn team. Mijn team is weg en ik kan het me niet meer veroorloven in een gevecht verzeild te raken.”

“En daarom probeer je nu mij met een lunch te paaien.”

“Als dat alles is wat nodig is stelt je huidige baan niet erg veel voor.”

“Ik zeg maar, ik ben hier niet om je knokkarweitjes voor je op te knappen.”

“Omdat je baas er weinig van bakt en zich bezighoudt met nepverdachten gevangen nemen, jou op een zijspoor zetten en weigeren gedegen onderzoek te doen, moet ik wel iets ondernemen, zeker omdat ik er direct bij betrokken ben en het mij persoonlijk aangaat. Het is mijn onderzoek en omdat jij me helpt trakteer ik je op lunch.”

“Het is in eerste instantie mijn onderzoek, voordat Giselle het van me afpakte, en hoewel jij daar de reden voor bent ben ik blij met jouw hulp. Ik zou jou moeten trakteren.”

“Oké, jij trakteert mij.”

“Dus gaan we naar een toko van mijn keuze.”

Het werd roti. Ze namen allebei de vegetarische roti met tempeh, kerrie aardappelen en kouseband.

“Ben je vegetariër?” vroeg Havan.

“Niet helemaal. Min of meer sinds Yupa, mijn dochter, in mijn leven kwam, pas toen ze al dertig geweest was trouwens. Ze kookte vaak voor me en is vegetariër. Toen ik jong was ben ik een paar jaar veganist geweest. En jij?”

“Volbloed. En toch is deze tent, met maar één vegetarische gerecht op de kaart, mijn favoriete plek om te eten. Ik houd ervan hoe het hier ruikt. Alsof ik weer thuis bij mijn moeder ben.”

“Je had het net over een broodje kroket in de auto als gangbare lunch.”

“Ik heb collega’s.”

Na de roti dronken ze gemberbier.

“Woont je moeder hier in de stad?”

“Ja.”

Saariaho merkte dat ze er niet verder op wilde ingaan en sneed een ander, maar verwant onderwerp aan.

“Hoe kom je aan je naam? Ik heb die nog nooit eerder gehoord.”

“Mijn vader wilde me Castra noemen, omdat hij een aanhanger was van Fidel Castro en lid was van een van de communistische partijen in Suriname. Mijn moeder vond het niet zo’n geschikte naam, gelukkig maar, en toen werd het Havana, en inmiddels Havan.”

“Je kunt nog blij zijn dat je vader geen aanhanger van Perón was, want dan had je Buenos Aires geheten.”

“Buennie... Dan klinkt Havan inderdaad beter, zo lang tenminste de klemtoon op de tweede lettergreep gelegd wordt.”

“Ik ken wel iemand die Ayres heet. Ik dacht eerst dat zij degene was die zich had laten arresteren, maar de leeftijd klopte niet. En het geslacht klopte evenmin.”

“Het is drie uur geweest.”

“Laten we naar het park gaan.”

Terwijl Havan afrekende ging Saariaho naar buiten en stak een sigaret op. Havan kwam naast hem staan en wachtte rustig totdat de sigaret op was. Daarna reden ze naar het park. Ze zagen niemand die ze kenden. Geen hoge piefen van het stadsbestuur of bedrijfsleven.

“Zouden de wappies dan toch gelijk hebben en is er een geheime elite die achter de schermen aan de touwtjes trekt en de formele democratische machthebbers als stropoppen gebruikt, en kijken we nu naar hen?”

“Ik zie geen verschil met de oude mannen van de oude werf. Hetzelfde haveloze zooitje.”

“Misschien zit slechtheid, net als schoonheid, wel van binnen.”

“Bedoel je dat schoonheid niet af te lezen is aan de vorm van de schedel?”

Terwijl ze dat zei streek ze met vlakke hand over haar hoofd.

“Bij jou wel.”

Ze stapten op de mannen af. Het enige zichtbare verschil met de mannen van de oude werf was dat zij hier hun scootmobiels in een cirkel met de neus naar elkaar toe geplaatst hadden.

“Netjes,” zei Saariaho. “Vergt stuurmanskunst. Punt voor de wappies.”

“Hoe pakken we hen aan?”

“Jij bent in uniform. Jij hebt het voor het zeggen.”

“Oké, en wat is jouw rol?”

“Ik speel de toevallige, nieuwsgierige passant. Geef me even tijd om ongemerkt naar de andere kant te lopen.”

Toen Havan op het groepje afstapte was Saariaho hen van achteren tot op een meter of tien genaderd. Bij een bosje met wat struiken en een enkele boom bleef hij staan.

“Heren,” zei Havan vriendelijk, “lekker weertje, nietwaar?”

“Inderdaad, heerlijk om hier in het park in de schaduw met wat vrienden te zitten,” antwoordde een van hen. Degene die naast hem op zijn scootmobiel zat reageerde echter totaal anders. Hij voelde zich kennelijk aangevallen en suggereerde dat Havan hen wilde verbieden bij elkaar te komen.

“Waarom zou ik dat willen?” vroeg Havan oprecht verbaasd.

“Waarom ben je anders hier?”

“Ik ben hier om de vermissing van een van huis weggelopen meisje te onder-zoeken dat als laatste in jullie gezelschap is gezien. Misschien weten jullie waar ze daarna heengegaan is.”

“O, je bedoelt Jolie...”

Hem werd meteen de mond gesnoerd.

“We weten niets van een meisje,” zei de ene snel. Een ander voelde aan dat ze zich er door de verspreking niet uit konden redden en vulde aan: “Er komt wel eens iemand langs en vraagt om een kauwgum of een sigaret en soms is dat inderdaad een meisje. Hij daar denkt dat hij Frans spreekt en noemt elk meisje ‘jolie’. Besteed maar niet te veel aandacht aan hem.”

Havan keek om zich heen. Saariaho stond bij het bosje dat het dichtstbij lag en dat waarschijnlijk door een van deze mannen gebruikt was om zich te vergrijpen aan het meisje. Met een subtiele knik van het hoofd probeerde ze hem duidelijk te maken dat hij ergens anders moest gaan staan. Hij begreep de boodschap en liep met een boog om het gezelschap oude mannen heen. Toen hij uit het blikveld verdwenen was wees ze naar het bosje.

“Wie van jullie heeft Jolie daar in die bosjes verkracht?”

Geschrokken keken ze allemaal om, maar niemand zei iets. Havan liep naar het bosje, verdween tussen de struiken en kwam even later weer eruit met in haar hand een tak waaraan een meisjesonderbroek bungelde.

“We gaan onderzoeken wat voor DNA we hierop aantreffen,” zei ze, passeerde de verbijsterde mannen en liep naar de auto.

“Die kan van iedereen zijn,” zei een van de mannen. “Kijk om je heen, in welke buurt we hier zijn, ze neuken hier als konijnen, ook de kinderen.”

“Het lab zal het uitwijzen. Als de uitslag binnen is en deze onderbroek van Jolie blijkt te zijn kom ik terug om van jullie allemaal een DNA-monster te nemen,” blufte ze.

“Het was niet iemand van ons,” liet eentje zich ontvallen.

“Kijk,” zei Havan vol interesse, “nu komen we ergens. Vertel.”

“Dat kunnen we niet.”

“Waarom niet? Worden jullie bedreigd?”

“We hebben al te veel gezegd.”

“Bang dat jullie hetzelfde lot te wachten staat als Luhan en Anderson en Jace. Hoorden zij ook bij dit selecte gezelschap?”

“U brengt ons in groot gevaar. Ga weg.”

​

VII

 

“Hoe wil je dit nu verder aanpakken?” vroeg Saariaho toen ze weer in de auto zaten en Havan de gevonden meisjesonderbroek in een bewijszak frommelde.

“Ik ben geschorst, ik heb een volstrekt anonieme onderbroek, ik weet niet wie Jolie is, ik heb als getuige alleen een dronkenlap die Bruno heet en een hele zwik alcoholistische oude mannen die als het vuur na aan de schenen wordt gelegd misschien een min of meer coherente verklaring afleggen, maar wie gaat dat doen?”

“Ik.”

“Alsof Giselle waar je ook mee komt serieus gaat oppikken. Al kwam je met sluitend bewijs wie de moordenaar van John F. Kennedy is.”

“Heb je zodanige contacten binnen de forensische afdeling dat je de onderbroek kunt laten onderzoeken?”

“Met welk doel? Dan moet ik eerst weten wie Jolie is en haar DNA hebben. Het is nu meer een voor-het-geval-dat vondst.”

“Laten we naar Beer gaan. Hij is terug van zijn bezoek aan de mysterieuze verdachte en heeft misschien iets te vertellen.”

“Jij denkt toch hetzelfde als ik, neem ik aan.”

“Wat denk jij?”

“Dat deze Jolie verkracht en misschien zelfs vermoord is en dat de getuigen het zwijgen wordt opgelegd.”

“Of dat Jolie inderdaad de kleindochter van een hoge pief is, die nu wraak neemt op iedereen die toegekeken of weggekeken heeft.”

“We moeten de identiteit van Jolie ziet te achterhalen.”

“Mijn idee.”

“Ik bel mijn broertje. Hij is goed in social media. Hij vindt er iedereen, heeft er een speciaal talent voor.”

Terwijl Saariaho in de richting van Beers advocatenkantoor reed belde Havan haar broer. Hoewel de telefoon niet op speaker stond kon Saariaho horen wat aan de andere kant van de lijn gezegd werd.

“Hé, big sis.”

“Hé, ukkie. Hoe?”

“Fidel. Jij?”

“Boot.”

“Wal?”

“Bijna bonk.”

“Ik hoorde dat je er weer geweest bent.”

“Ja. Spion?”

“Boven. Waarom niet?”

“Je weet. Maar genoeg drama. Ik heb een vraag. Kun je op social media, vooral die waarop jonge meisjes actief zijn, zoeken naar ene Jolie, hier uit de stad?”

“Vaag.”

“Weet ik. Kijk vooral naar familiebanden met belangrijke mensen hier.”

“Dan kan ik beter bij die belangrijke mensen zoeken. Wie?”

“Dat is het punt, weet ik niet.”

“Ik zal zien.”

“Hoor.”

“Zie.”

Saariaho keek Havan geamuseerd aan en zei: “Speciaal taaltje.”

“We zijn nogal geïsoleerd opgegroeid en steunden op elkaar. En het is ook handig wanneer anderen niet te weten komen waar je het over hebt, hoewel dat ook juist averechts kan werken.”

“Gaat het lukken?”

“We zullen zien.”

Twee politieauto’s met loeiende sirenes doken achter hen op.

“Nee, niet alweer,” mompelde Saariaho geërgerd.

“Het hoeft niet voor ons te zijn.”

“O, jawel, het is voor ons.”

Hij zette de auto aan de kant en werd meteen klemgezet, alsof gevaar bestond dat hij vluchtte. Ze werden allebei meteen gearresteerd, werden ervan verdacht een paar uur eerder een zekere Barnes te hebben vermoord. Ze hadden allebei geen idee wie Barnes was, maar dat werd tijdens het verhoor duidelijk. Hij behoorde tot de parkgangers maar was vermoord toen hij zich die ochtend gevoegd had bij het groepje aan de oude werf. Giselle had de tijdlijn helemaal uitgetekend en confronteerde Saariaho ermee.

“Jullie zijn vanmorgen naar het park gegaan om Barnes te vermoorden, maar hij was er niet. Jullie spraken daar met mevrouw Schwoz en toen zij jullie geen informatie kon verschaffen over waar Barnes zich bevond zijn jullie naar het bouwterrein gegaan om Schwoz’ echtgenoot te ondervragen. Het is ons nog onduidelijk welke connectie jullie vermoeden tussen Barnes en Schwoz, maar daar komen we wel achter. Na die ondervraging verdwijnen jullie twee uur van de radar om weer op te duiken in de roti-zaak van Havans moeder. In die periode van twee uur wordt Barnes vermoord terwijl hij met een paar mensen staat te praten bij de oude werf. Dat gebeurt op de inmiddels bekende manier: van een afstand wordt een mes in zijn rug geworpen. Ik heb nooit geweten dat jij zo’n goede messenwerper bent, Saariaho.”

“Ik ben nergens goed in. Daar had ik Nammyo voor, maar zij is ver weg, met haar man en een delegatie op formeel bezoek in Vietnam. Ik neem aan dat zelfs zij niet zo’n afstand kan overbruggen. Twaalfduizend kilometer is nogal een eind.”

“En nu gebruik je er Havan voor.”

“Beschuldig je nu serieus je collega ervan die messen te hebben geworpen?”

“Alles wijst in die richting.”

“Verklaar dan de eerste moord. Toen kende ik Havan nog niet.”

“Verklaar jij maar die twee uur dat jullie van de radar waren. Waar jullie zijn geweest en wat jullie hebben gedaan. En zorg dat er hard bewijs voor is.”

“We hebben in de auto gezeten en gepraat. Onder andere over wat politiemensen eten tijdens lunch, en waar.”

“Twee uur?”

“Het schijnt bij de politie nogal een ding te zijn. Wat wil je horen? Dat we in de auto geneukt hebben? Dat we ons aan jullie spionerend oog onttrokken hebben om een verlopen hotel op te zoeken? Waarom bespioneer je ons eigenlijk?”

“Jij was al vanaf het begin onze hoofdverdachte en we hebben je vanaf het begin gevolgd. En zeker toen je een collega voor je karretje begon te spannen en corrumpeerde. Toen hebben we extra surveillance op je gezet.”

“En toch verlies je me twee uur uit het oog. Knap werk. Hoe zit het met de andere verdachte?”

“We wantrouwden die bekentenis vanaf het begin maar moesten die wel serieus nemen. Hij wordt vandaag vrijgelaten.”

“Hij? Ik dacht dat het een vrouw was?”

“Je denkt echt dat je alle vrouwen kunt betoveren. Ik ben voorlopig klaar met je.”

“Ik heb recht op een gesprek met mijn advocaat.”

“Die was toevallig hier toen je werd binnengebracht en zit al te wachten.”

Beer kon inderdaad bevestigen dat de andere verdachte vrij was gelaten maar kende nog steeds niet de identiteit, bleef kiezen voor anonimiteit. Wel bevestigde Beer dat het om een man ging.

“Neem je ook Havan onder je hoede?”

“Dat kan ik niet, omdat ze van de politie is. Dat wordt intern afgehandeld.”

“Hoe laat is deze Barnes vermoord? Een van de omstanders moet toch weten op welk tijdstip hij precies is vermoord.”

“Elf uur vijfenvijftig in de ochtend.”

“Rond die tijd ben ik geflitst voor het door rood rijden, kilometers van de oude werf. Als je die foto kunt achterhalen pleit het tijdstip ons mogelijk vrij.”

“Ik zal erachteraan gaan.”

Een dag later waren ze allebei weer vrij. Giselle beet Saariaho toe: “Wacht maar, jochie, ik krijg je nog wel.”

Havan moest erom lachen.

“Jou ‘jochie’ noemen, hij is wanhopiger dan ik dacht.”

“Was dat door rood rijden toch nog ergens goed voor.”

Buiten stond Beer op hen te wachten. Saariaho bedankte hem voor het snel kunnen achterhalen van die foto.

“Daar waren ze niet blij mee. Giselle insinueerde dat ik er onrechtmatig de hand op had weten te leggen. Als dat zo is zou de foto bij een mogelijke rechtszaak ontoelaatbaar zijn.”

“Waarom hebben ze ons dan toch vrijgelaten?”

“Toelaatbaar of niet in de rechtszaal, een feit is een feit.”

“Heb je die foto onrechtmatig in handen gekregen?”

“Ik heb misschien de voor de hand liggende kanalen overgeslagen, voornamelijk om te voorkomen dat iemand in de keten er een stokje voor zou steken of de afhandeling zodanig zou frustreren dat het een eeuwigheid zou duren voordat de foto mij ter beschikking gesteld werd, maar ik betwijfel of ik buiten het boekje ben gegaan. Hoe dan ook, ik zou als ik jou was wanneer de boete voor het door rood rijden op je deurmat valt netjes betalen en geen bezwaar maken.”

“Ik betaal mijn boetes altijd netjes op tijd en zie nooit aanleiding om bezwaar aan te tekenen.”

“Je bent gewoon een beroerd chauffeur?”

“Voor mijn werk moet ik soms verkeersregels aan de laars lappen. Ik aanvaard de consequenties.”

“Ik heb honger,” zei Havan.

“Zullen we weer naar de rotizaak van je moeder gaan?”

Ontstemd keek ze Saariaho aan.

“Wie heeft je dat verteld?”

“Giselle.”

“Klootzak.”

“Ik geloof niet dat hij de intentie had jouw geheim te onthullen. Hij nam aan dat ik het wist.”

“Het is geen geheim en er valt niets te onthullen. Ik had gewoon geen zin om erover te praten.”

“Volgens mij bevind ik me nu midden in een privékwestie,” zei Beer. “Op kantoor ligt een hoop achterstallig werk op me te wachten.”

“We hoeven geen lift, Beer. We kunnen dat stuk wel lopen.”

Het was een wandeling van ongeveer twee kilometer van het politiebureau naar Saariaho’s huis. Hij zei dat hij nog door Yupa klaargemaakte maaltijden in de vriezer had en toen hij ze aan Havan beschreef kreeg ze er daadwerkelijk zin in. Al na vijftig meter kwam Havans moeder ter sprake; ze begon er zelf over.

“Mijn moeder haat het dat ik bij de politie ben gegaan. Ze haat politie. Dat heeft alles te maken met mijn vader. Na de decembermoorden zijn mijn ouders naar Nederland gevlucht. Mijn broertje en ik zijn hier geboren. Op een gegeven moment was er in Amsterdam een anti-Bouterse demonstratie waar mijn vader bij was. Die liep uit de hand en er braken gevechten uit met aanhangers van Bouterse die een tegendemonstratie hielden. De politie kwam en voerde charges uit, maar die leken voornamelijk gericht tegen de anti-Bouterse demonstranten. Mijn vader werd vertrapt door een politiepaard en overleed later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. Mijn moeder heeft altijd volgehouden dat de politie in Nederland heulde met Bouterse en zijn aanhang, een mening die ik overigens niet deelde. Toen ik jaren later zei dat ik bij de politie wilde zag ze dat als verraad aan mijn vader en toen ik toch doorzette heeft ze me verstoten.”

“Nu heb je een verhaal om haar te vertellen dat jullie weer dichter bij elkaar kan brengen. De politie, of in elk geval jouw directe meerdere, heeft zich tegen je gekeerd zodat je je moeder alsnog in het gelijk kunt stellen. En je werkt nu zij aan zij met Batman.”

“Dat maakt mij Robin. Nee, bedankt.”

“The boy wonder of, in jouw geval, girl wonder.”

“Batman stond toch op goede voet met de politie, vooral met die commissaris, hoe heet hij ook alweer? Gordon, toch? Dus dat werkt niet. Misschien als ik Batwoman ben.”

“Zij is de dochter van Gordon.”

“Nee, Batgirl is de dochter van Gordon.”

“Is Batwoman en Batgirl niet dezelfde persoon?”

“Nee, maar ik geloof dat Batwoman wel familie is van Batgirl, haar tante of zo. En ze is lesbisch.”

“Ik dacht dat Batwoman juist bedacht was om geruchten over de homoseksuele relatie tussen Batman en Robin te ontzenuwen?”

“Volgens mij is ze pas later lesbisch geworden. Toen ze de duistere, ware aard van Batman, als symbool voor de man, doorgrondde.”

“Ben jij lesbisch?”

“Nee.”

“Heb je de duistere, ware aard van de man nog niet doorgrond of voel je je juist daartoe aangetrokken?”

“Misschien allebei een beetje.”

Zo babbelend bereikten ze Saariaho’s woning. Terwijl hij een maaltijd uit de diepvries haalde en in de magnetron plaatste belde Havan haar broer. Hij had inderdaad wat gevonden over Jolie. Haar laatste post op TikTok was van anderhalve week eerder, wat overeenkwam met de laatste keer dat ze was gezien, toen ze onder het oog van de parkgangers met een van hen in de bosjes verdween. Ze liep de deur van een huis uit, met een bepakte rugzak. Na een totaalplaatje van de deur zoomde ze in op haar hand. Ze omklemde de klink en trok de deur dicht, waarna de tekst ‘Vaarwel, klootzakken’ verscheen.

“Ik ken die deur,” zei Havan, tegelijkertijd ontsteld en opgewonden. “Dat is het huis van Brandt senior.”

“Dat betekent dat onze hypothese hout snijdt. Brandt senior neemt wraak op degenen die zijn kleindochter iets hebben aangedaan en probeert via Giselle de verdenking op ons te schuiven om uit het zicht zijn gang te kunnen blijven gaan.”

“Ik neem direct contact op met Interne Zaken.”

“Is dat verstandig? Je weet niet hoe ver de tentakels van Brandt senior reiken.”

“Wat stel jij voor?”

“Eerst wat eten en dan Brandt senior een bezoekje brengen, hem de kans geven zijn verhaal te doen.”

“Ben je altijd zo van de hoor en wederhoor?”

“Alleen als het mij uitkomt.”

“En waarom komt het nu uit?”

“Ik ben gewoon benieuwd wat hij te zeggen heeft, en nieuwsgierig naar zijn reactie.”

“Ik kan beter zelf buiten beeld blijven. Ik ben tenslotte nog steeds een politieagent.”

VIII

 

Saariaho kende Brandt senior niet, had hem voor zover hij wist nooit gezien omdat de man zelfs toen hij nog een hoge politiefunctie bekleedde vanwege veiligheidsredenen nooit in de openbaarheid trad en altijd een woordvoerder gebruikte, maar hij ging ervan uit dat Brandt senior wel wist wie hij was. Hij verwachtte een vijandige houding, hij was immers zoals het politienarratief ging de moordenaar van zijn zoon, of er tenminste verantwoordelijk voor. Hij belde aan en zette zich schrap. Brandt senior deed zelf open.

“Jij bent Saariaho, toch?”

Zijn stem klonk niet onvriendelijk maar dat was voor Saariaho geen aanleiding zijn waakzaamheid te laten verslappen. Brandt senior was een rijzige man met achterovergekamd grijs haar dat een beetje krulde in de nek, fijne bakkebaarden en een bescheiden snorretje. Hij droeg een donkerpaars vest op een grijs overhemd en grijze broek, en bruine pantoffels. Vertrouwen wekkende grijsblauwe ogen staken in een scherp gesneden gezicht met een beetje ingevallen wangen. Een leesbril hing aan een ketting gemaakt van aaneengeregen brokjes gekleurd en geslepen glas. Hij zag Saariaho ernaar kijken.

“Cadeautje van mijn kleindochter,” zei hij. “Ik was mijn bril altijd kwijt en toen heeft ze dit voor mij gemaakt.”

Hij lachte vertederd.

“Wil je binnenkomen? Ik neem aan dat je wat je wil bespreken het liefst niet in de deuropening doet.”

Een beetje verbouwereerd omdat deze hartelijke ontvangst wel het laatste was wat hij verwacht had volgde Saariaho Brandt senior naar binnen.

“Ik wilde net thee gaan drinken. Wil je ook een kopje?”

Saariaho wilde wel een kopje thee. In de open keuken stond een vrouw. Brandt senior zei haar thee naar de veranda te brengen. Ze begon er meteen aan. Brandt senior ging hem voor naar de veranda, die uitkeek op een weelderige tuin naar klassiek Chinees voorbeeld, voor zover dat bij een tuin van een huis midden in de stad mogelijk was.

“Laten we terwijl mijn vrouw thee zet even in stilte genieten van het uitzicht,” zei Brandt senior. “De kleur groen harmoniseert de ziel.”

De tien minuten voordat de vrouw met de thee kwam leken een eeuwigheid te duren en brachten Saariaho allesbehalve in harmonie. Hij zat op het puntje van de stoel, klaar om hem te vragen naar Jolie, maar de man zat met de ogen dicht sereen van het moment te genieten en Saariaho besloot op de thee te wachten en ook de vrouw bij het gesprek te betrekken. Toen ze kwam en hij het voorstelde wuifde haar man het weg. Ze protesteerde niet, maar Saariaho zag in haar ogen dat ze teleurgesteld was en er graag bij had willen zitten om ook haar zegje te doen. Ze sloeg haar ogen neer en ging terug naar de keuken. Ze dronken jasmijnthee uit kopjes van Chinees porselein. Het bracht Saariaho nog meer van zijn à propos. In plaats van de ruwe, donuts verorberende en zwarte automaatkoffie drinkende meedogenloze man die hij zich voorgesteld had een man van goede smaak en verfijnde manieren, ondanks de kennelijk wel erg achterhaalde visie over de positie van de vrouw in een huwelijk.

“Je hoeft je gedrag niet te rechtvaardigen,” zei Brandt senior, “en hoewel het aan de late kant is om persoonlijk je opwachting te maken is het niet nodig. Ik weet precies hoe het gegaan is en ik verwijt jou niets.”

“Ik kom niet om over uw zoon te praten.”

Hij keek verbaasd op.

“Nee? Wat brengt je dan hier?”

“Uw kleindochter. Jolie, is het niet?”

“Ja. Wat is er met haar?”

“Weet u waar ze op dit moment is?”

“Ja, ze zit op school, maar kan ieder moment thuiskomen. Mag ik vragen wat er gaande is?”

Saariaho vertelde het hele verhaal. Brandt senior hoorde het in toenemende mate van verbijstering aan. Toen Saariaho klaar was zei hij met nauwelijks verhulde weerzin in zijn stem: “Iemand speelt een zeer onsmakelijk spelletje. Pervers, zelfs. Maar ik kan je verzekeren, Jolie heeft hier niets mee te maken. Ze is verdomme pas acht jaar oud.”

Saariaho liet hem de TikTok post zien.

“Dat is de hand van een volgroeide vrouw, niet van een kind,” zei Brandt senior meteen.

Het was Saariaho niet eerder opgevallen maar de man had gelijk. Waarschijnlijk omdat het op de TikTok feed van het achtjarige meisje Jolie stond en Havan de voordeur van Brandt senior herkende hadden ze verzuimd nauwkeurig te kijken en op de details te letten.

Met trillende hand stak Brandt senior een pijp op. Het was geen standaard model maar eentje die Saariaho wel eens op oude foto’s uit Oost-Azië gezien had, eentje met een lange, dunne steel en een vrij klein kopje. De tabak geurde als wierook uit een boeddhistische tempel.

“Heeft u enige idee wie hierachter kan zitten?”

“Iemand die zowel jou als mij ernstig wil beschadigen.”

“U bent de laatste tijd een paar keer op het politiebureau gesignaleerd. Mag ik u vragen wat u daar deed?”

“Verdenk je Giselle? Nee, onmogelijk. Ik weet hoe hij over je denkt, hij is niet erg intelligent en een brompot die voor lange tijd een wrok kan koesteren, maar hij speelt niet zulke verdorven spelletjes. Hij is niet eens in staat ze te verzinnen.”

“Wat u bij hem deed heeft niets met deze kwestie te maken?”

“Niet direct. Wie heeft me daar gezien en herkend? Ik dacht dat ik best goed was in anoniem blijven.”

“Rechercheur Havan. Ze herkende u van een oude zaak die ze tijdens de opleiding behandelen.”

“Werkelijk? Gebruiken ze die zaak nog steeds? Alsof er in al die jaren niet enorm veel veranderd is in opsporingsmethoden en er inmiddels niet geheel nieuwe technieken beschikbaar zijn. Geen wonder dat ze deze oudemannenmoorden niet opgelost krijgen.”

“U zei ‘niet direct’, dus er zijn raakvlakken.”

“Ik sprak met Giselle over Dana, de moeder van Jolie,” zei Brandt senior en zuchtte diep alvorens verder te gaan. “Na de dood van mijn zoon raakte ze in een depressie. Mij is verteld dat daarbij een oude sportblessure haar nog steeds parten speelt. Ze kon in elk geval tijdelijk niet voor Jolie zorgen. Toen hebben mijn vrouw en ik de opvoeding overgenomen, voor zo lang het nodig is. Wat we ons toen niet realiseerden was dat het niet meer in staat zijn om voor haar kind te zorgen onze schoondochter zo’n klap gaf dat ze nog dieper in die depressie zonk. En toen was ze weg. Van de ene op de andere dag, verdwenen. Daarom was ik bij Giselle, om op de hoogte gebracht te worden van de vorderingen betreffende het onderzoek naar haar verdwijning.”

“Dat is een droevig verhaal en het spijt me. Schiet het onderzoek op?”

“Voor geen meter.”

“Ik kan haar gaan zoeken.”

“Ik dacht dat je gepensioneerd was.”

“Dat is blijkbaar voor mij een rekbaar begrip.”

“Ben je niet op dit moment betrokken bij de zaak van de oudemannenmoorden?”

“Tegen wil en dank. Iets zegt me dat er een verband is.”

“Mag ik in dat verband opmerken dat mijn schoondochter vroeger een goede handballer was die veel doelpunten maakte. Ze heeft het natuurlijke talent om op afstand goed te kunnen mikken.”

“Dat kan bruikbare informatie zijn. Ik zal er in duiken.”

“Van mij mag je, maar zorg ervoor dat je Giselle niet in de wielen rijdt.”

“Als ik Giselle niet in de wielen rijd doe ik mijn werk niet goed. Bedankt voor uw tijd, meneer Brandt. We houden contact. O, ja, kan ik uw vrouw misschien toch nog even spreken?”

“Waarom? Ze denkt er hetzelfde over als ik.”

“Dat wil ik graag uit haar eigen mond horen.”

Brandt senior knikte en riep met duidelijke tegenzin zijn vrouw. Ze kwam meteen ze aansloffen.

“Meneer hier wil je iets vragen.”

“Waarom?” reageerde de vrouw onzeker.

“Om een vollediger beeld van de situatie te krijgen, mevrouw,” zei Saariaho vriendelijk en, zich richtend tot Brandt senior: “Wilt u ons even alleen laten?”

Nog meer tegenzin was in zijn gezichtsuitdrukking te lezen en Saariaho moest aandringen, maar uiteindelijk verliet hij de veranda.

“Wat kunt u me vertellen over uw schoondochter, mevrouw?”

“Heeft mijn man niet over haar verteld?”

“Jawel, maar ik hoor het graag ook van u. Misschien werpt dat een ander licht op de zaak.”

“Dat denk ik niet. Wat kan ik anders vinden dan mijn man?”

“Daar zullen we snel achter komen, als u antwoord gegeven hebt.”

“Dana is een lieve vrouw en een goede moeder. Men zegt dat ze de kluts een beetje kwijt is, daarom hebben we ons over die lieve Jolie ontfermd.”

“Men zegt? Bent u het er niet mee eens?”

Geschrokken keek ze naar Saariaho, en toen naar de deur waardoor haar man zojuist de veranda verlaten had.

“Ik bedoel dat ik het zelf niet zo meegemaakt heb. Dana was erg verdrietig toen mijn zoon, haar echtgenoot, gestorven was terwijl hij zijn werk deed, dus het leek me logisch dat ze er een beetje verloren bijliep. Wij allemaal trouwens. Mijn man zegt dat zij er erger aan toe was dan wij, omdat haar iets mankeerde. Iets aan de hersens. Ik weet het niet, ik heb er nooit iets van gemerkt, maar ik heb geen verstand van dergelijke zaken.”

“Uw man wel?”

“Natuurlijk! Hij is commissaris van de politie geweest.”

Saariaho zag haar twijfelen, alsof ze nog iets wilde zeggen maar zich op het laatst bedacht. Op dat moment kwam Brandt senior weer de veranda binnen.

“Meer heb ik niet te vertellen,” zei de vrouw haastig en slofte weg. Voordat ze de veranda verliet keek ze om, zocht Saariaho’s ogen en knikte toen bijna onzichtbaar in de richting van haar man.

“Ik weet wat ik moet weten,” zei Saariaho en nam afscheid van Brandt senior. Dat was niet zo en hij was vastbesloten nog een keer met de vrouw te praten, maar dan niet met haar man in de buurt. Misschien als ze boodschappen aan het doen was, maar hij kon zich voorstellen dat hij haar zelfs daarbij zou vergezellen.

“Wil je niet blijven om met eigen ogen te zien dat Jolie niets mankeert?”

“Ik vertrouw erop dat u en uw vrouw haar veilig houden.”

Natuurlijk bleef Saariaho in de auto zitten wachten totdat hij het meisje zag. In de tussentijd belde hij Havan en deed zijn verhaal.

“Ik weet niets van die vermissing of van een zoektocht.”

“Zou Giselle het buiten de officiële kanalen houden en op eigen houtje werken?”

“Of het is de uitdrukkelijke wens van Brandt senior. Een van die twee.”

“Zo beredeneerd kan Giselle er geen bezwaar tegen hebben dat wij naar haar op zoek gaan.”

“Ik denk niet dat Giselle het met je eens zal zijn. Wat is de naam van de vrouw? Misschien kan mijn broertje haar online vinden.”

“Dat lijkt me stug. Ze heet Dana.”

Op dat moment kwam een meisje de hoek om. Ze droeg het donkerbruine haar in twee lange staarten die halverwege het hoofd boven de oren begonnen en daardoor niet direct langs het lijfje hingen maar uitstonden als omlaag geklapte vleugels die elk moment gespreid konden worden, waarna het meisje wegvloog. Saariaho herkende het meisje meteen van andere filmpjes die hij op haar account gezien had, meestal dansjes op K-pop, het ene nog onschuldiger dan het andere. Hij startte de auto en reed in een slakkengangetje voorbij het huis. Gerustgesteld reed hij daarna naar huis, waar Havan op hem wachtte.

“Nu onze eerdere theorie bij het vuilnis gezet kan worden: wat is het verband tussen de oudemannenmoorden en Jolie?”

“Degene die het zogenaamde afscheidsfilmpje op Jolies feed heeft gezet had toegang tot haar account.”

“Je denkt dat Brandt senior er zelf niets mee te maken heeft?”

“Geen idee. Zijn vrouw gaf me het gevoel van wel, maar dat waren uiterst vage signalen.”

“De moeder van het meisje?”

“Goed mogelijk.”

“Dan moeten we met haar praten.”

“Mijn idee.”

“Stel dat de moeder het filmpje op haar TikTok tijdlijn gezet heeft, dan heeft ze haar dochters telefoon daadwerkelijk in handen gehad of kent ze haar dochters wachtwoord.”

“Dat laatste kan voor een moeder van een meisje van acht gemakkelijk te raden zijn.”

“Klopt. Maar stel dat de moeder contact heeft met de dochter. Stiekem. Ondanks wat Brandt senior vertelde, vind ik het moeilijk te bevatten dat een moeder haar kind zomaar in de steek laat. Hoewel, als ik naar mijn eigen moeder kijk.”

“Jij bent volwassen, Jolie is een kind. Dat is een enorm verschil.”

“Daar heb je een punt.”

“Wat is het meest logische moment en de meest voor de hand liggende plek om stiekem je dochter te zien?”

“Rondom school. Maar wordt ze niet naar school gebracht en weer opgehaald?”

“Ik zag dat de school vlakbij ligt. En er zijn onderweg geen drukke wegen. Ze laten haar alleen die route lopen.”

“Het is een gok waard.”

“Ja, iets anders hebben we toch niet te doen.”

Saariaho en Havan hielden haar afwisselend in de gaten, ervoor zorgend dat ze zelf niet opgemerkt werden. Hoewel ze daar allebei goed in waren, moesten ze in aanmerking nemen dat ouders en leerkrachten meestentijds erg alert waren op vreemdelingen die rondhingen bij een basisschool, dus moesten ze extra hun best doen niet gezien te worden. Na drie dagen, net toen Saariaho het idee kreeg dat het niet lang meer zou duren voordat ze in de gaten gingen lopen, was het raak. Hij herkende haar van de krantenfoto gemaakt op haar mans begrafenis die hij gevonden had. Dana was een vrij onopvallende vrouw die zich moeiteloos volstrekt anoniem door het leven kon bewegen en daar, gezien de fletse kleren die ze droeg, volstrekt tevreden mee was. Saariaho dacht dat als hij nog iemand nodig had voor onopvallende schaduwacties hij haar als eerste zou vragen. Toch kwam iets aan haar hem bekend voor.

Jolie kwam de poort uitlopen, zag haar moeder en wilde meteen met gespreide armen op haar af rennen, maar bedacht zich. Ook van deze afstand kon Saariaho zien dat iets haar van haar stuk bracht. Ze bleef staan, een moment leek het zelfs alsof ze wilde wegrennen maar zich bedacht. In het midden van de draai kwam ze tot stilstand, een mechanische danseres in een speeldoos nadat de veer helemaal ontwonden was. De moeder was op haar beurt nu op haar hoede, keek schichtig om zich heen en verdween. Saariaho ging achter haar aan. Hij kon haar nauwelijks bijbenen zonder zich bloot te geven. Ze was immers op de vlucht voor hem, ook al had ze het signaal dat haar dochter had afgegeven verkeerd geïnterpreteerd; Jolie kende immers het bestaan van Saariaho niet. Toen hij de hoek omging zag hij haar nog net in een grijze Toyota stappen en wegrijden. Te ver van zijn eigen auto om haar te kunnen achtervolgen liep hij terug totdat hij Jolie weer zag. Ze was nog op precies dezelfde plek als eerder maar had haar beweging inmiddels voltooid en stond weer met beide voeten op de grond. De vrouw die zoals Saariaho de afgelopen dagen geobserveerd had met de supervisie over de klaar-overs belast was stond bij Jolie en praatte op haar in. Uit het niets kwam Brandt senior aanlopen. Hij pakte Jolie bij de hand, sprak een of twee woorden tegen de vrouw en liep met zijn kleindochter naar huis. Wat onwillig ging ze met hem mee, af en toe omkijkend.

Wat was hier gebeurd? Het leek erop dat iemand de moeder gezien had en vervolgens Brandt senior had gewaarschuwd. Had Jolie haar moeder middels een geheim signaal gealarmeerd dat de kust niet veilig was? Hoe had ze kunnen weten dat iemand haar moeder gezien had en haar opa gewaarschuwd? Hier was een interactie gaande geweest waarvan enkele aspecten Saariaho ontgingen.

Op weg naar huis vroeg hij zich af of dit het einde betekende van de gevolgde tactiek om de moeder via de dochter te achterhalen. Het kon immers ook zo zijn dat niet de moeder maar hij ontdekt was. Hij zou de volgende dag Havan erheen kunnen sturen, maar vanaf nu zou het schoolpersoneel extra alert zijn en een vrouw van kleur viel veel meer op in deze toch erg witte buurt, hij had geen enkel kind met een kleurtje donkerder dan enkele vierdegeneratie Indo’s gezien, wat betekende dat ze nog maar een enkele gelegenheid hadden om op deze manier de moeder te vinden.

Toen hij voor zijn eigen deur parkeerde viel hem meteen een grijze Toyota op, maar het was goed mogelijk dat er altijd een grijze Toyota in de straat geparkeerd stond en dat hem dat nooit eerder was opgevallen. Hij was nog maar net binnen toen de bel ging. Hij maakte open en keek in de ogen van Dana. Hij liet haar binnen.

“Ik denk dat ik achtervolgd word,” viel ze met de deur in huis, zonder ook maar te zeggen wie ze was.

“Ik ben Saariaho, gepensioneerd privédetective,” stelde hij zichzelf maar voor, wetende hoe overbodig het was; zij wist immers precies bij wie ze aangebeld had.

“Ik ben Dana,” zei ze en gaf hem een vluchtige hand.

“Wanneer ben je gevolgd? Op weg hierheen?” vroeg hij toen hij haar had laten plaatsnemen in een stoel op zijn kantoor. Ze zette de tas die ze bij zich had naast de stoel.

“Nee, eerder.”

“Ja, dat was ik. Bij de school van je dochter.”

Door het antwoord raakte ze duidelijk in de war.

“Dus je bent op het goede adres,” zei Saariaho luchtig om de spanning eruit te halen.

“In opdracht van wie achtervolg je me? Mijn schoonvader?” vroeg ze op haar hoede, klaar om er als de weerlicht vandoor te gaan.

“In niemands opdracht. Ik probeer te achterhalen in hoeverre jij iets te maken hebt met de recente golf aan moorden op oude mannen, waarvan ik nu eens wel en dan weer niet verdacht word. Als je het goed vindt haal ik er iemand bij, met wie ik samenwerk. Dan hoeven we deze conversatie maar één keer te voeren.”

“Wie?”

“Havan. Een door de politie geschorste agent die er ook bij betrokken is geraakt.”

“Waarom is hij geschorst? Ik vertrouw de politie hier niet.”

“Havan is een vrouw en zij is geschorst omdat de boven haar gestelden, dat wil zeggen, Giselle, haar niet vertrouwen.”

“Goed. Een tegenstander van Giselle is een medestander van mij.”

Hij belde Havan en terwijl zij onderweg was legde hij Dana de hele situatie uit. Hij was er nog niet helemaal van overtuigd dat zij geen kwalijke rol in het geheel speelde, maar hij las angst in haar ogen en ongerustheid. Ongerustheid vanwege haar dochter. Hij herkende de blik want had die vaak genoeg bij Nammyo gezien, hoewel vaker omdat haar man Oden in gevaar was dan vanwege haar dochter Errò, die het gevaar altijd lachend tegemoet trad, voor zover Errò ooit lachte. Hij dacht bovendien dat open kaart spelen de beste tactiek was om inzicht te krijgen in de kwestie. Toen Havan arriveerde was hij net klaar met zijn uitleg. Hij vertelde Havan in het kort wat die morgen op school gebeurd was en wendde zich daarna weer tot Dana.

“En nu is het jouw beurt om openheid van zaken te geven. Heb jij dat filmpje op je dochters TikTok feed gezet en is het jouw hand die we zien?”

“Ja.”

“Goed zo, één mysterie opgelost. Dan het volgende: waarom?”

“Sta je op goede voet met mijn schoonvader?”

“Ik heb hem een keer gesproken, een paar dagen geleden. Ik sta op geen enkele voet met hem.”

“Ik weet dat hij overkomt als een charmante, redelijke en zelfs wijze, een beetje spirituele man, maar hij is de duivel. Wat voor een verhaal heeft hij jou over mij opgehangen? Depressie, de weg helemaal kwijt, verdwenen in het niets, heeft haar dochter in de steek gelaten?”

“Dat vat het wel zo’n beetje samen.”

“Ik weet dat je direct betrokken bent bij de dood van mijn man. Hij had eerder thuis over je gesproken. Hij waardeerde en bewonderde je. Daarom heb ik nooit het verhaal geloofd dat Giselle en mijn schoonvader de wereld in stuurden. Hij was daar omdat jij in gevaar verkeerde en hij meende dat je assistentie nodig had...”

“... wat zo was.”

“Zie je wel. Mijn man had goede instincten en intuïtie en was een veel betere rechercheur dan Giselle ooit zal worden.”

“Vertel mij wat,” zei Havan spottend.

“Zij zit in hetzelfde bootje als jouw man toen,” verduidelijkte Saariaho.

“Hij was zelfs een betere rechercheur dan zijn vader. Dat zorgde voor veel frictie tussen hen. En daarom waren, zijn nog steeds, mijn schoonvader en Giselle twee handen op één buik.”

“Was de verhouding tussen je schoonvader en je man altijd al, hoe zal ik het zeggen...”

“Stroef, ongemakkelijk, liefdeloos?”

“Dat wilde ik zeggen.”

“Absoluut. Mijn man was een moederskind en een beetje impulsief. Zijn vader een superrationele man, een schaker. Daarom kon hij het niet verdragen dat zijn zoon, die toen nog maar een platte pet was, een zeer gecompliceerde zaak die maar niet opgelost werd na het doorlezen van zijn vaders aantekeningen in één keer doorzag en de niet erg voor de hand liggende dader aanwees. Natuurlijk eiste pa alle credits op voor zichzelf. Die zaak werd later gebruikt tijdens de opleiding als voorbeeld van geniale deductie en leverde pa een medaille op.”

“Daar ken ik je schoonvader van,” zei Havan. “Zonder die zaak zou ik hem nooit herkend hebben en waren we nooit op dit pad geraakt.”

“Is die zaak dan toch nog ergens goed voor. Mijn man heeft er altijd zijn mond over gehouden en het vrat aan hem, maar hij kon niet opboksen tegen de legende die zijn vader was.”

“En de moeder?”

“Een lieve vrouw die haar man adoreert. Ze fungeert vaak als buffer tussen hem en de ander. Mijn man, ik, Jolie, de hele buitenwereld behalve dan het politiekorps. Hij minacht haar, maar dat terzijde. Ze schijnt er niet eens last van te hebben. Als eerbetoon aan mijn man wilde ik na zijn dood het werkelijke verhaal naar buiten brengen. Mijn schoonvader vatte dat op als een aanval op zijn status en integriteit, en heeft om te voorkomen dat ik mijn plan doorzette Jolie ontvoerd. Ja, dat is het, er is geen ander woord voor. Hij heeft haar ontvoerd.”

“Waarom ben je toen niet naar mij gekomen?”

“Hij schakelde een bevriend arts in, die er belang bij had in de gunst van mijn schoonvader te blijven, dat had iets te doen met illegale leveringen van medicijnen aan junkies, en die arts wist me zijn kliniek in te praten, waar hij me zodanig verdoofd hield dat ik niet in staat was enige actie te ondernemen. Hij zei dat ik vroeger een hersenbeschadiging had opgelopen. Kennelijk was hij ervan op de hoogte dat ik als tiener op hoog niveau handbal gespeeld had, zelfs de topscorer was bij de nationale jeugdploeg, maar dat een ongelukkig botsing met de keeper van de tegenstander, waardoor ik een hersenschudding opliep, een eind aan mijn sportcarrière maakte. Ik heb er inderdaad levenslange hoofdpijn aan overge-houden. In eerste instantie geloofde ik hem, maar geleidelijk begon ik aan zijn verhaal te twijfelen, totdat ik ervan overtuigd raakte dat er niks met mij aan de hand was, dat mijn schoonvader me gewoon uit de weg wilde hebben. Een paar weken geleden wist ik te ontkomen en vond onderdak bij een lieve man. Ik wilde jou inschakelen maar moest eerst op krachten komen, en toen begonnen die moorden op die oude mannen en had je wel iets anders aan je hoofd.”

“Heeft jouw schoonvader iets te maken met die moorden?”

“Het zou me niets verbazen.”

“Ik heb je verteld over dat meisje Jolie, dat door een van die mannen in het park misbruikt zou zijn. Zo zijn we uiteindelijk bij jullie beland. Nu is duidelijk dat die Jolie niets met jouw dochter te maken heeft, maar...”

“Wacht even. Ik ben nog niet klaar met mijn verhaal. Je vroeg net of die hand op dat TikTok filmpje van mij was en ik heb toen ‘ja’ gezegd, maar er niet bij verteld dat Jolie en ik dat filmpje samen hebben gemaakt. Jolie is toen weggelopen, samen met mij. Waar we heengingen was nog niet duidelijk, maar we wilden weg van hier, ver weg, zo ver weg van hier als mogelijk was. Waar niemand ons kent. Het was een impulsieve actie. Nadat ik was weggelopen uit de kliniek zag ik Jolie een paar keer per week, na school en soms tijdens het speelkwartier. De mensen van school kennen me, tot een kleine twee jaar geleden bracht ik haar immers elke dag en haalde haar ook weer op. Ze vertelden me dat ze van haar opa instructies hadden gekregen om meteen aan hem te melden als ik in de buurt van de school gesignaleerd zou worden. Ik verzekerde hun dat ik slechts mijn eigen dochter wilde zien en niets kwaads in de zin had en ze beloofden niets te zeggen zolang ik in het zicht bleef en geen gekke dingen deed. Gekke dingen, dat waren zijn woorden. Mijn schoonvaders woorden. Hij zei het ook tegen de dokter van die kliniek: ‘Ze doet gekke dingen.’ Hij hoefde niet eens specifiek te worden. Als hij ‘gekke dingen’ zegt gaan alarmbellen rinkelen en doet iedereen wat hij hun opdraagt. Kennelijk ook een van de onderwijzers, of allemaal, of misschien was het de conciërge, die had altijd al een hekel aan me omdat ik wel eens een opmerking maakte over zijn traagheid onveilige situaties rondom en in school te verhelpen. In elk geval, op een gegeven moment, precies op de dag dat we besloten hadden na school ervandoor te gaan, kwam mijn schoonvader ons achterna. Hij besloop ons van achteren, greep mij vast en werkte me tegen de grond. Waarschijnlijk dacht hij dat Jolie naar hem zou luisteren maar toen hij, terwijl hij probeerde mij onder controle te krijgen, tegen haar zei dat ze moest blijven staan luisterde ze niet naar hem. Ze luisterde naar mij toen ik haar toeriep weg te rennen. We hadden een plek afgesproken waar we elkaar zouden zien als we elkaar kwijt zouden raken. Ze ging er als een hazewind vandoor en luisterde niet naar haar opa, wat hij ook riep. Hij raakte buiten zinnen van woede omdat ze hem niet gehoorzaamde. Intussen klampte ik me met alle macht aan hem vast om te verhinderen dat hij haar achterna zou gaan, maar hij sloeg me bewusteloos en legde me tussen de struiken, zodat niemand me zou zien. Toen ik weer bijkwam ging ik naar de afgesproken plek maar daar was ze niet.”

“Hij heeft Jolie toen kennelijk gevonden, want ze is weer bij hem.”

“Vandaag was pas de eerste keer sindsdien dat ik weer in de buurt van haar durfde te komen,” snikte ze.

“Dat snap ik,” zei Havan en legde een troostende arm op haar schouders.

“Ik heb zelfs een vermomming gekocht,” zei Dana en pakte haar tas op. Ze haalde er een pruik met lang blond enigszins krullend haar uit.

“Dat was jij?” vroeg Saariaho, verbaasd dat hij dat niet eerder opgemerkt had.

“Dat was ik, ja. De getuige van de moord op Luhan.”

“Heb je de dader gezien?”

“Ja. De reden waarom ik ervandoor ging en me niet gemeld heb. Het was iemand die ik ken via mijn schoonvader. Ze gingen in het weekend vaak jagen of vissen.”

“Wat als, wat als toen Jolie wegrende ze naar het park is gegaan, daar door die mannen onheus bejegend is, of erger, en toen kwam je schoonvader en nam haar mee?” vroeg Havan zich af.

“Weer thuis vertelde Jolie wat die mannen uitgespookt hadden en je schoonvader neemt wraak door hen een voor een te vermoorden,” vulde Saariaho aan. “Klinkt logisch.”

“Klinkt gestoord,” protesteerde Havan. “Voor iedereen maar zeker voor een politieagent. Als hij al niet meer gelooft in de rechtsstaat en het recht in eigen hand neemt.”

“Niet te snel oordelen. Het is nog maar een hypothese. Dana, je weet wie de messenwerper is. Ken je ook zijn naam?”

“Mijn man noemde hem Messi. Ik dacht omdat hij op die voetballer lijkt, wat zo is, maar nu snap ik dat het wel eens zou kunnen slaan op zijn kunsten met een mes.”

“Ik ken iemand die op Messi schijnt te lijken,” zei Havan. “Hij heeft bij de politie gezeten. Hij was een topschutter, verbonden aan een speciale eenheid. Na een heftige politieactie raakte hij getraumatiseerd en werd nooit meer de oude. Wat precies gebeurd was bleef altijd in nevelen gehuld.”

“Er moeten toch binnen het korps gespeculeerd zijn over wat gebeurd was.”

“Geruchten, maar daar heb ik er nooit eentje van geloofd. Hij maakte deel uit van een speciale eenheid en dat was nogal een afgezonderd clubje. We zagen hen alleen als we in een gevaarlijke situatie betrokken raakten. Ik denk dat we op zoek moeten naar hem. Hij heet trouwens niet Messi maar Ronaldo.”

“Meen je dat serieus?”

“Ja, serieus. Hoezo?”

“Messi en Ronaldo zijn al een jaar of vijftien de topvoetballers, de besten op de wereld.”

“Is dat zo? Grappig. Ik volg geen voetbal. Dat hij op Messi zou lijken weet ik omdat ik dat anderen heb horen zeggen. Maar nu ben ik er niet zeker van of Ronaldo wel zijn echte naam is. Ik weet wel waar hij woont, of in elk geval woonde.”

“Waar wachten we op?”

“Ik neem aan dat jullie niet verwachten dat ik met jullie meega.”

“Moeten we je ergens heenbrengen?” vroeg Havan.

“Ze heeft haar auto voor de deur staan,” zei Saariaho.

“Hoe weet je dat?”

“Het is toch die grijze Toyota?”

“Ik dacht dat dat de minst opvallende auto op de wereld was.”

“Is ‘ie ook, op mijn witte Golf na. Geef me je telefoonnummer, zodat ik je kan bereiken.”

 

IX

 

“Heb je al bedacht hoe we dit gaan aanpakken?” vroeg Havan toen ze in de auto zaten.

“In elk geval ervoor zorgen dat hij niet in de buurt van een mes komt.”

“Ik ben serieus. Hij is een gevaarlijke man. We moeten het niet lichtzinnig opvatten.”

“We kunnen ervan uitgaan dat hij ons allebei kent.”

“Ja.”

“We kunnen ervan uitgaan dat hij ons verwacht. Niet per se vandaag, maar hij moet weten dat we op een gegeven moment zijn identiteit achterhalen.”

“En als hij zelf niet zo slim is, zal Brandt senior hem dat wel duidelijk gemaakt hebben.”

“Wat weer niet hoeft te betekenen dat hij op het dak met een scherpschutters-geweer op ons ligt te wachten.”

“Tenzij hij maatregelen genomen heeft en ons van verre ziet aankomen. Dus we moeten overal op voorbereid zijn.”

“Maar nu weet ik nog niet of je een plan van aanpak hebt.”

“Nee, heb ik niet. Ik ken die buurt niet zo goed en wil eerst de omgeving verkennen.”

“Heb je een vuurwapen?”

“Thuis, in de kluis. Jij?”

“Moeten inleveren toen ik geschorst werd.”

“Dan is het handig als we niet in een situatie terechtkomen waarin het gebruik van een wapen noodzakelijk is.”

“Gemakkelijker gezegd dan gedaan, vooral als je geen plan hebt.”

“Heb jij een plan?”

“Nadat we de buurt nauwgezet verkend hebben gaan we in de auto zitten wachten totdat hij zich vertoont.”

“En dan?”

“Dan zien we wel waar hij ons heen leidt.”

“Dus je hebt een plan bedacht dat precies hetzelfde is als wat ik wilde doen zonder een vooraf uitgedacht plan. Zo zie je maar hoe zinloos dat plannen maken is.”

“Ik stel voor om voordat we hier op stake out gaan we eerst iets te eten en te drinken kopen, en jouw pistool ophalen. Dat maakt ook deel uit van mijn plan. Het heet goed voorbereid zijn.”

“Het is een revolver. Een Smith & Wesson 625.”

“Lekker ouderwets.”

“Het wapen van mijn ex en voormalig collega ligt ook in de kluis. Ze was bang dat ze er gekke dingen mee ging doen en heeft het hier achtergelaten.”

“Welke gekke dingen? Jou doodschieten?”

“Ermee pronken in het openbaar.”

“Bij de bakker?”

“Bijvoorbeeld. Ik kan hem aan jou geven, op voorwaarde dat je het niet gebruikt.”

“Wat heb ik er aan als ik het niet kan gebruiken?”

“Het staat nog steeds op Alieissais naam en het gebruiken kan haar erbij betrekken en haar in de problemen brengen. Om maar niet te spreken over wat de consequenties voor jou zullen zijn. Je kunt het alleen gebruiken om ermee te dreigen.”

“Als je dreigt moet je ook bereid zijn het te gebruiken.”

“Alleen als iemands leven ervan afhangt. Het is trouwens ook een revolver, een Colt Python.”

“Mooi wapen.”

“ja. Maar, zoals je zei, eerst gaan we naar de supermarkt om genoeg eten en drinken in te slaan om een week in de auto te kunnen bivakkeren.”

“En een lege jerrycan. Ik ga niet op straat pissen.”

“Kijk ons nu, plannen maken. Je hebt gelijk, het geeft een goed gevoel.”

“Een goede voorbereiding is het halve werk.”

“Leer ik toch nog wat op mijn oude dag.”

Behalve eten en drinken kochten ze ook een slof sigaretten; ze haalden de revolvers op en reden terug.

Er was niet veel bijzonders aan de buurt. Een hele wijk vol eengezinswoningen zoals die in de jaren zestig en zeventig massaal gebouwd werden, met een enkel straatje waarin oudere gebouwen stonden. Een oud glastuinbouwgebied dat ten prooi gevallen was aan de rap toenemende bevolking en de snel stijgende welvaart. Het huis waarin Messi aka Ronaldo volgens de door Dana verstrekte gegevens woonde onderscheidde zich in niets van de andere, met hetzelfde fantasieloze betegelde voortuintje waarin enkele onvermijdelijke hortensia’s en dezelfde het hele raam bedekkende glasgordijnen. Ze parkeerden de auto twintig meter verder aan de overkant. Ver genoeg om vanuit het huis niet meteen in de gaten te lopen, dichtbij genoeg om precies te kunnen zien wie er naar buiten kwam of naar binnen ging.

“We kunnen in plaats van de hele tijd samen naar die voordeur staren elkaar ook afwisselen,”zei Havan. “Dan kan degene die afgelost wordt even iets anders doen. Een fatsoenlijke maaltijd nemen, douchen, in een echt bed slapen.”

“Ben je mijn gezelschap nu al zat?”

“Ik wil lekker ongegeneerd kunnen piesen zonder tegen jouw kop aan te hoeven kijken. En niet de hele tijd dezelfde auto op dezelfde plek in de straat valt ook minder op.”

“Laten we dat in ons achterhoofd houden voor het geval dat het lang gaat duren.”

“Wat versta je onder lang?”

“Drie dagen.”

“Drie dagen? Je zou toch denken dat iemand elke dag wel een keer uit zijn huis komt.”

“Wat als hij op vakantie is? Of wat als hij helemaal niet hier woont? Of, om de geloofwaardigheid van Dana niet meteen in twijfel te trekken, niet meer.”

“We moeten er sowieso rekening mee houden dat Dana niet het slachtoffer is dat ze voorwendt te zijn maar een andere, misschien wel kwalijke rol in het geheel speelt en ons hier bewust op een dwaalspoor heeft gezet.”

“Precies. Houd dus altijd rekening met het onverwachte. Daarom ben ik niet zo van het plannen maken. Dan loop je het risico dat je omdat je een specifiek scenario in je hoofd uitgewerkt hebt, niet de juiste inschatting kunt maken.”

“Het onverwachte hier is dat we voor jan lul zitten omdat die Messi hier helemaal niet woont. Dus helemaal niet zo onverwacht.”

“Hij heet toch Ronaldo? Heb je toen je de boel verkende op het naamplaatje gekeken?”

“Natuurlijk staat er geen naam op de deur. Wat had je verwacht? Ronaldo, messenwerper?”

“Ik dacht eerder aan Messi, werper. Of Stanley Messi.”

“Flauw. Heb je muziek in je auto?”

“Ik heb een cd-speler en cd’s van The Band, The Byrds, The Flying Burrito Brothers, Manassas, Neil Young. Maar dan moet ik de motor aanzetten.”

“Ik heb playlists op mijn telefoon, maar niet met die belegen bandjes. Of beledig ik je nu?”

“Best wel, maar ik ben het gewend.”

Voordat Havan de playlist gevonden had waarvan ze dacht dat Saariaho hem misschien wel leuk vond kwam Messi aka Ronaldo thuis. Hij droeg een tas bij zich en was kennelijk net in een sportschool geweest. Ook droeg hij een zo te zien volle boodschappentas. Een vrouw in strak lycra met eroverheen een soort balletjurkje liep vrolijk huppelend achter hem aan. Ze gingen allebei het huis in.

“Die komt voorlopig niet meer naar buiten,” zei Havan.

“Laten we zeggen over een half uur is hij druk bezig en niet op zijn hoede. Een prima moment om dan aan te bellen.”

“Tenzij ze meteen van bil gaan. Dan is het over een half uur lang en breed voorbij.”

“Je hebt weinig vertrouwen in ‘s mans uithoudingsvermogen.”

“Hij lijkt me niet het type dat aan voorspel doet. En, kom op, een half uur? Vertel me niet dat jij het zo lang volhoudt.”

“Daag je me uit?”

“Absoluut niet.”

“In elk geval, over een half uur zit hij in zijn post-coïtale dip en dat is voor ons het moment aan de deur te kloppen. Ook belangrijk, met die vrouw erbij zal hij niet een mes binnen handbereik hebben.”

Ze stapten uit en staken de straat over. Voor Saariaho was het de ontelbaarste keer dat hij zich in deze situatie bevond maar Havan had dit niet eerder gedaan zonder zich beschermd te voelen door het dragen van een politie-uniform. Ze voelde zich kwetsbaar omdat ze niet handelde in naam der wet. Tegelijkertijd wond het haar op. Dit was avontuur! Ze keek naar haar gelegenheidspartner en vroeg zich af of hij dit ook zo ervoer. Hij zag er immers helemaal niet uit als een avonturier en eigenlijk gedroeg hij zich ook niet zo. Hoe was hij, zo’n typische exponent van Generation X, de Verloren Generatie, in een vak als dit beland? Wat bezielde hem om dit werk te gaan doen? Was hij er toevallig ingerold, en als dat zo was, hoe was hij in een situatie verzeild geraakt waarbij het vak van privédetective hem de logische volgende stap toescheen? En dan ook nog zonder dat iemand in zijn directe omgeving hem hiervan kon weerhouden en hem ervan kon overtuigen dat het een slecht en ondoordacht plan was? Want dat was het. Ze moest evenwel erkennen dat hij in deze zaak een doorbraak geforceerd had zonder daad-werkelijk iets te forceren, en dat was zo gemakkelijk nog niet wanneer een hooggeplaatste man met macht over het politiekorps erbij betrokken was, er mogelijk de spil van was. Ook moest ze toegeven dat hij nogal een reputatie had bij haar collega’s en superieuren, enerzijds als een vervelende bemoeial in de marge maar anderzijds als iemand die het klaarspeelde om complete drugsbendes en extreemrechtse netwerken op te rollen. Toch leken de resultaten die hij boekte meer het gevolg van een toevallige samenkomst van omstandigheden dan de uitkomst van gedegen speurwerk. Hoe dan ook, hij was zijns ondanks prettig gezelschap maar wel iemand die, opzettelijk of niet, altijd onderschat of overschat werd en nooit op de juiste waarde ingeschat. Zoals ze zelf nu deed, merkte ze met gevoel voor ironie op. Misschien was dat wel zijn superkracht, de reden dat hij zaken opgelost kreeg. En de reden dat ze hem vol vertrouwen volgde.

“Loop niet zo te dagdromen, Havan,” zei Saariaho droogjes. Ze stonden voor het huis.

“Bel jij maar aan,” zei hij. “Hij zal minder snel geïntimideerd raken van een mooie vrouw.”

“Dat is seksistisch.”

“Dat hij een seksist is moet je mij niet verwijten.”

“Misschien... Ach nee, laat maar. Je realiseert je toch wel dat hij me mogelijk herkent en weet dat ik bij de politie zit?”

“Dan zeg je dat de reden om hier aan de deur te staan is dat je een reünie wilt organiseren voor iedereen die de politie de afgelopen jaren heeft verlaten.”

“Verzin je dat ter plekke?”

“Bel maar aan. Ik sta achter je.”

Ze belde aan. De vrouw in het lycra pak en de balletjurk deed open. Hij had al de hele tijd het vage vermoeden dat ze deel zou gaan uitmaken van deze zaak maar deze context verbijsterde hem.

“Waarmee kan ik u van dienst zijn, meneer en mevrouw?” vroeg ze vriendelijk. Havan nam meteen het woord.

“Dag, mevrouw. Ik ben Havan, rechercheur bij de politie, en dit is mijn medewerker Saariaho. We willen graag met... uh... meneer Ronaldo spreken.”

De vrouw toverde haar bevalligste glimlach tevoorschijn en zei: “Ik hoorde u twijfelen. U wilde eerst Messi zeggen. Dat is in orde, hoor. Hij is er zo aan gewend dat hij naar beide namen luistert, al wordt de naam Messi alleen door de politie gebruikt. Maar goed, dat is hij ook.”

Ze keek verschrikt en sloeg haar hand voor de mond.

“Oeps, ik geloof dat ik mijn mond heb voorbijgepraat.”

Saariaho was intussen een beetje van zijn verbijstering bekomen en fluisterde: : “Jazzmine Firenze, wat doe jij hier?”

“Je hoeft niet te fluisteren. Ronaldo zit in bad. Mijn geluk dat hij eerst een uitgebreid bad wilde nemen, want jullie deden er wel heel erg lang over en ik moet er niet aan denken met hem... Hij weet niet eens dat ik volgens de algemeen geaccepteerde definitie niet eens een vrouw ben.”

“Jullie kennen elkaar?”

“Dit is Jazzmine Firenze, een vriendin van mij.”

“Ik weet niet hoe jullie het gaan aanpakken, maar ik heet in deze context Alyssa Napoli. Het is maar dat jullie het weten.”

“Hoe ben je hier in godsnaam bij betrokken geraakt?”

“Misschien moeten we dat verhaaltje bewaren voor een andere keer, want ik hoor het water uit de kuip weglopen, dus het is nu tijd voor wat jullie dan ook van plan waren.”

“Had hij een mes bij zich toen hij naar boven ging?”

“Hij heeft altijd een mes binnen handbereik. Zelfs in de sportschool.”

“En in bed?” vroeg Saariaho. Jazzmine Firenze keek hem afkeurend aan.

“Dat weet ik niet. Zover waren we nog niet.”

Saariaho haalde zijn revolver tevoorschijn en gebaarde Havan hetzelfde te doen.

“Ik zou een beetje uit de weg blijven, liefje. Ik wil niet dat je geraakt wordt.”

“Zoals toen. Ik begrijp het.”

Met Saariaho en Havan achter zich liep Jazzmine Firenze naar de deur die naar boven leidde. Ze opende de deur en riep met zwoele stem naar boven: “Zal ik naar boven komen, lekkere spierbundel, en je eens goed verwennen?”

Ze knikte naar Saariaho en zei: “Hij zei ‘ja’. Verras hem maar, hoewel de verrassing die ik in petto had veel groter zou zijn. Ik blijf hier beneden.”

Saariaho en Havan trokken de schoenen uit en slopen de trap op, de revolver in de aanslag. Toen de een na laatste trede kraakte hoorden ze hem roepen dat hij in de slaapkamer was. Saariaho gebaarde naar Havan om laag te blijven. Ze liepen gebukt naar de slaapkamerdeur. Die stond op een kier. Saariaho kroop naar de andere kant, knikte naar Havan en duwde de deur open. Vlak na elkaar flitsten twee glinsterende voorwerpen door de lucht. Tegelijk stormden ze de kamer in, waar Messi aka Ronaldo zich klaarmaakte om opnieuw twee messen te werpen. Havan greep hem bij de rechterschouder, Saariaho richtte zich op de linkerhand. Ze wierpen hem tegen de grond en wisten de messen los te weken uit zijn hand. Daar was wel fors geweld voor nodig, waarbij Saariaho Messi’s aka Ronaldo’s duim brak en Havan diens arm uit de kom trok, maar ze schakelden hem wel uit.

“Mooi gecoördineerde actie,” zei Saariaho. “We beginnen een echt team te vormen.”

Nadat Havan met een flinke ruk Messi’s aka Ronaldo’s arm weer in de kom geplaatst had en Saariaho de duim gespalkt had met twee balpennen en wat elastiekjes die om onduidelijke redenen op het nachtkastje lagen bonden ze de man met de broekriemen die ze vonden provisorisch vast aan een verwarmings-buis. Terwijl Havan hem in de gaten bleef houden ging Saariaho op zoek naar degelijker materiaal om de man in bedwang te houden. En om Jazzmine Firenze erbij te halen. Dat laatste was niet moeilijk; ze kwam de trap oplopen toen hij de slaapkamer verliet.

“Ik zei je toch uit de gevarenzone te blijven.”

“Ik moet toch weten of je ongedeerd bent,” zei Jazzmine Firenze en sloeg haar armen om zijn middel. Intussen was Havan aan de deuropening komen staan en sloeg het tafereeltje gade. Toen Jazzmine Firenze op het punt stond hem te gaan zoenen zei Havan: “Kunnen we privézaakjes bewaren totdat de situatie onder controle is? We zitten hier met een niet erg degelijk vastgebonden seriemoordenaar.”

“Je hebt gelijk,” zei Saariaho en vroeg Jazzmine Firenze om alle deuren en ramen van het huis goed af te sluiten en op zoek te gaan naar touw. Vanuit de gang hielden Saariaho en Havan Messi aka Ronaldo in de gaten. Ze waren daar gaan staan om te kunnen praten zonder dat hij hen kon horen. In het kort vertelde Saariaho over zijn verleden met Jazzmine Firenze en hoe hij vermoedde dat zij degene was die zich had laten arresteren om hem vrij te pleiten van gerontocide.

“Ik dacht dat Beer zei dat het een man was geweest.”

“Jazzmine Firenze is een vrouw met het lichaam van een jongeman maar om anoniem te blijven verkleedt ze zich soms.”

“Als een vrouw.”

“Nee, als een man.”

“En zijn of waren jullie geliefden?”

“Zoiets,” zei hij en keek haar aan. “Ja, ik was net zo verbaasd als jij nu.”

“Nee, nee, ik ben niet verbaasd. Maar jij lijkt zo ontzettend hetero.”

“Tot op dat moment dacht ik dat ook van mezelf. Nog steeds eigenlijk. Maar het was onmogelijk om niet verliefd op haar te worden.”

“Dat snap ik meteen. Ze is uiterst charmant en bevallig.”

“Hebben jullie het over mij?”

Ze stond boven aan de trap met een klos vliegertouw.

“Ideaal. Een millimeter bewegen en je snijdt jezelf in het vlees,” zei Havan.

“Ja, we hadden het over jou, en als we onze seriemoordenaar hier hebben vastgebonden gaan we het nog heel veel over jou hebben, met als centrale thema: wat doe je hier?”

“Laten we ons eerst op onze gastheer concentreren,” zei Havan, die zich het vijfde wiel begon te voelen.

“Havan heeft gelijk,” zei Jazzmine Firenze, die nu geen zin had in een gesprek waarin ze verantwoording moest afleggen, hoe graag ze Saariaho ook duidelijk wilde maken dat ze een essentiële rol in het geheel speelde. Als een onzichtbare bondgenoot, nee, partner. Als een privédetective die vanuit de schaduw werkte. Saariaho en Havan gingen de slaapkamer in en bonden Messi aka Ronaldo goed vast met het vliegertouw. Zonder iets te zeggen kwamen ze weer naar buiten.

“Hoe pakken we het aan?”

“Wat willen we weten: zijn rol hierin, het motief, de opdrachtgever?”

“Ik neem aan dat hij niet uit zichzelf handelde, dus zijn rol is ingehuurde uitvoerder, het motief is geld of loyaliteit of iemand heel veel verschuldigd zijn, maar dat lijkt allemaal niet erg relevant, dus het enige van belang is de opdrachtgever.”

“Dat moet niet moeilijk zijn,” zei Jazzmine Firenze, “want in het uur dat ik hem nu ken ben ik al veel te weten gekomen. Hij is nogal loslippig over wat hij nota bene geheime opdrachten noemt. Staatsgeheim noemde hij het zelfs een keer.”

“Hij lijkt me het type dat graag opschept tegenover een vrouw, dus Havan, ga je gang.”

“Hij zal juist tegen mij zijn mond houden, want hij weet dat ik van de politie ben. Geheimen vertellen aan collega’s heeft ernstige consequenties, terwijl je mond voorbijpraten tegenover een onderweg opgepikte scharrel, sorry voor die typering, Jazzmine Firenze, onschuldige opschepperij lijkt zonder serieuze gevolgen.”

“Dan moet jij het doen, Jazzmine Firenze. Hij weet niet dat jij bij ons hoort. Als we jou ook knevelen en bij hem in de kamer zetten maken we de meeste kans meer te weten te komen.”

“Maar niet met dit touw. Daar is geen regenererende crème tegen opgewassen. Mijn tere huidje.”

“Ik geloof dat ik dikker touw in de auto heb liggen. En handboeien.”

“Ik ga het wel halen,” zei Havan. “Sleutels.”

Saariaho wierp haar de autosleutels toe.

“Niet al te intiem worden terwijl ik weg ben,” zei Havan en trok haar schoenen weer aan. Saariaho ging de slaapkamer binnen.

“Waar is die agente?” vroeg Messi aka Ronaldo met een van pijn vertrokken gezicht.

“Ze is bezig met je gezelschap.”

“Ik hoop dat ze haar heel houdt.”

“Ik weet niet precies hoe mijn partner te werk gaat. Het is pas onze eerste klus samen.”

“Jij bent toch de privédetective?”

“Klopt.”

“Wat doe je dan met een politieagent, ook al is ze van de zaak gehaald en geschorst?”

Hij was dus goed op de hoogte, dacht Saariaho, wat betekende dat hij warme contacten binnen het korps onderhield. En Jazzmine Firenze had gelijk, hij was loslippig.

“Ik hoop echt dat zij haar niet al te erg toetakelt. Niet alleen weet ze echt niks, ik heb nog plannen met haar voor later vandaag.”

“Denk je echt dat je daar vandaag nog aan toe komt?”

“Natuurlijk. Binnen het uur ben ik weer op vrije voeten. En jullie niet meer.”

Saariaho moest grinniken vanwege zoveel ongefundeerde zelfverzekerdheid.

“Als ik me niet op tijd meld staat binnen de kortste keren het halve korps hier binnen.”

“Je bluft.”

“Wacht maar af.”

“Dat zou betekenen dat jij in opdracht van de politie allemaal die oude mannen omlegt.”

“En ik ben niet eens klaar. Jij staat bijvoorbeeld ook op de lijst.”

“Dat verbaast me niets. In wiens opdracht handel je?”

“Dat is geheim.”

“Dan is het Brandt senior. Wie anders?”

“Als je het al weet, waarom vraag je dan ernaar? Erg efficiënt ben je niet.”

“En jij bent niet erg slim.”

“Ik heb niet gezegd dat je het bij het recht eind had.”

“Nee, dat nog net niet.”

Saariaho ging de kamer uit. Havan was inmiddels terug en had Jazzmine Firenze zodanig vastgebonden dat ze met één ruk aan het uiteinde van het touw zichzelf kon losmaken.

“Verandering van plan,” zei hij en vertelde wat hij zojuist te weten was gekomen.

“Wat nu?” vroeg Jazzmine Firenze.

“We moeten zijn woorden serieus nemen en snel weg van hier. Met hem.”

“Dat is ontvoering. Dat mag niet.”

“Dacht je dat knevelen wel mag?” reageerde Havan. “Wat we doen is niet wettig, maar we kunnen momenteel niet terugvallen op de politie. We weten gewoon niet wie wel en wie niet te vertrouwen is.”

“Ik rijd de auto voor en we laden hem in. Ik weet een plek waar we voorlopig veilig zijn. Jij blijft voorlopig geboeid. Die troef kan ons nog van pas komen.”

Met Havan naast zich, die de revolver gericht hield op de geblinddoekte Messi aka Ronaldo, die naast de losjes geboeide Jazzmine Firenze op de achterbank zat, reed Saariaho naar het huis van Nammyo en Oden, dat nog niet verkocht was en leeg stond. Nadat Messi aka Ronaldo naar de kelder gebracht was, waar hij aan een oude metalen archiefkast vastgemaakt werd reed Saariaho zijn auto naar zijn eigen huis en kwam op de fiets terug.

“Valt het de buren niet op als hier opeens weer mensen rondlopen?” vroeg Havan.

“Ik denk niet dat het hun erg interesseert. Bovendien kennen ze mij.”

“En mij hebben ze hier ook vaker gezien. Ik heb hier zelfs even gewoond, al was het maar voor een dag,” voegde Jazzmine Firenze eraan toe.

“Dat maakt het er niet beter op. Als nu je kop in de media verschijnt in verband met een ontvoering hoeft er maar eentje te zijn die...”

“Des te meer reden om snel aan het werk te gaan om alle info die we nodig hebben uit hem te trekken. Jazzmine Firenze, je kent je taak?”

“Ja, maar ik wil eerst wat drinken. Ik heb vreselijke dorst.”

Ook hun gevangene kreeg te drinken. De blinddoek werd afgedaan. Er was weinig licht in de kelder, alleen een kale lamp van 75 watt aan het plafond. Om het toneelstukje overtuigender te maken liet Jazzmine Firenze zich met handboeien aan de waterleiding vastklinken, de sleutel ervan verborgen in haar rechterhand. Ze zat recht tegenover hem, en begon meteen tegen hem te mopperen over hoe het ongecompliceerde potje neuken dat haar voorgehouden was ontaard was in een ontvoering en opgesloten worden in een muffe kelder zonder daglicht, zonder verse lucht, zonder enig comfort.

“Maak je niet druk, we zijn hier zo weer uit.”

“Hoe?” vroeg Jazzmine Firenze met haar meest klaaglijke stem.

“Als ze me niet thuis vinden en geen contact met me krijgen weten ze dat die privédetective en die overgelopen agente mij te pakken hebben gekregen en zullen ze meteen hun huis bestormen.”

“Zitten we dan in hun huis? Zijn zij getrouwd of zo?”

“Volgens wat mij verteld is kennen ze elkaar nog maar net. Ik denk dat we in zijn huis zitten, want dat is groot. Zij woont in een klein appartement.”

“Dat je dat allemaal weet.”

Door achteloos zijn schouders op te halen wilde hij nonchalant overkomen op zijn verovering, maar de trots in zijn ogen deed het teniet.

“Wie zijn ‘ze’ die ons komen bevrijden?” vroeg Jazzmine Firenze en voegde een kinderlijk-naïef adorerend element toe aan haar klaaglijke stem.

“Mijn mensen.”

“Van de sportschool? Die lijken me sterk. Dan maken onze ontvoerders geen kans.”

“Nee, niet zij. De mensen van mijn opdrachtgever.”

“Wie is dat?”

“Dat mag ik niet zeggen.”

Dit moment leek Jazzmine Firenze het juiste om haar trucje uit te voeren. Ze ontdeed zich van de handboeien en liet triomfantelijk de sleutel aan hem zien.

“Dankzij mijn vingervlugheid.”

Ondanks de nog steeds penibele situatie waarin hij zich bevond kreeg hij van het woord ‘vingervlugheid’ een erectie en begon zich al voorstellingen te maken van wat zij met die vaardigheid aan sensationeels bij hem teweeg zou brengen, later, als ze zich bevrijd hadden en zich eindelijk naakt op zijn bed konden overgeven aan elkaars lichaam. Vingervlugheid, hij kwam bijna klaar van het woord.

“Snel, maak me los,” hijgde hij.

Ze deed of ze zocht naar iets scherps om het vliegertouw door te snijden maar zei niets te kunnen vinden.

“Natuurlijk niet,” mompelde hij. “Hij heeft hier gegarandeerd al zoveel mensen opgesloten dat hij wel uitkijkt hier iets nuttigs te laten rondslingeren. Ga snel hulp halen, we hebben niet veel tijd.”

“Wie moet ik dan bellen?”

“Brandt.”

“Die vroegere politiecommissaris?”

“Nee, zijn vrouw.”

X

 

Weer boven haalde ze het microfoontje uit haar pruik.

“Gelukt?”

Saariaho en Havan keken naar haar telefoon en luisterden het opgenomen gesprek af.

“Heel duidelijk. Perfect.”

“En nu?”

“Ik ga ermee naar Giselle,” zei Havan.

“En ik breng Messi aka Ronaldo naar mijn huis. Ik wil dit huis niet compro-mitteren.”

Hij had zijn gevangene nog maar nauwelijks in een stoel in zijn wachtkamer gezet toen de politie in groten getale binnenviel, Messi aka Ronaldo bevrijdde en Saariaho arresteerde. Alweer. Net zoals eerdere keren duurde het ook deze keer niet lang voordat hij weer vrijgelaten werd en er alsnog een klopjacht op de inmiddels gevluchte Messi aka Ronaldo werd ingezet. Mevrouw Brandt werd gearresteerd maar dankzij zijn contacten en misschien ook wel informatie die niemand openbaar wilde zien worden ontsprong Brandt senior de dans, in elk geval voorlopig. Giselle probeerde voordat hij Saariaho opnieuw moest laten gaan nog te achterhalen wie die vrouw was die er kennelijk ook bij betrokken was (de stem op de audio-opname) maar Saariaho deed alsof zijn neus bloedde. Hij en Havan kenden die vrouw niet, hadden haar gevonden in Messi’s aka Ronaldo’s huis en haar duidelijk gemaakt met wie ze was meegegaan, waarna ze besloten had hen te helpen. Waar ze gebleven was wist hij niet. Ook Havan hield zich van de domme. Hoewel ze de kans kreeg haar werkzaamheden bij de politie te hervatten en er zelfs sprake was van een promotie, bedankte ze en nam ontslag.

Twee dagen later zaten ze gedrieën in het eethuisje van Havans moeder. Ze bediende haar verloren en teruggekeerde dochter en haar nieuwe vrienden persoonlijk en kwam na de maaltijd bij hen zitten.

“Jullie lijken me een goed team,” zei ze.

“Moeder, doe niet zo onnozel. Zij kennen u niet maar ik weet maar al te goed wat u aan het doen bent.”

Onschuldiger dan zij kon zelfs een baby niet kijken.

“Ik ben gewoon blij dat je zo snel nieuwe vrienden hebt gevonden, buiten dat slangennest.”

“Hoe gaat het nu verder?” vroeg Jazzmine Firenze.

“Ze zullen doorgaan totdat ze Messi aka Ronaldo te pakken hebben en dan zal pas duidelijk worden hoe de vork precies in de steel zit,” zei Havan.

Saariaho vulde aan: “Voor zover ik heb begrepen was het aanvankelijk een actie van mevrouw Brandt om haar man in diskrediet te brengen, misschien zelfs de vernieling in te helpen. Ze was de jarenlange vernederingen en zijn minachting voor haar zat en wilde bewijzen dat ze wel degelijk meer in haar mars had dan het gedienstige vrouwtje uithangen. Terwijl haar onvrede het kookpunt naderde maakte Senior het nog erger door Dana, zijn schoondochter, even geringschattend te behandelen en haar als het ware tot wilsonbekwaam te laten verklaren. Dat lukte en de zorg voor Jolie, het kleinkind, viel hun toe. Toen Jolie na de vluchtpoging met haar moeder, in het park lastig gevallen werd door een paar daar altijd rondhangende oude mannen greep de oma de kans aan om op twee fronten toe te slaan: de aanranders bestraffen en proberen het in de schoenen van haar man te schuiven. Messi aka Ronaldo, die een vriend was van haar man maar een oogje had op haar, was daarvoor het ideale stuk gereedschap. Ze wist immers dat haar man hem altijd inschakelde om de onfrisse klusjes op te knappen en ze wist dat men dat bij de politie ook wist. Waar ze echter geen rekening mee hield was de invloed die haar man nog steeds had binnen het korps, zodat hij het onderzoek een andere kant op kon sturen, weg van hem en zijn partner in discutabele zaken. Hij had immers meteen door wie de messenwerper was en besefte dat dit gegeven linea recta naar hem zou leiden. Ik, en snel ook Havan, waren ideale zondebokken. Bliksemafleiders. Hij had trouwens geen idee dat zijn vrouw erachter zat, want het lukte hem niet in contact te komen met Messi aka Ronaldo. Daar had ze wel voor gezorgd.”

“Hoe weet je dat allemaal?” vroeg Jazzmine Firenze.

“Het is de enige logische verklaring.”

Deze keer hoefde ze geen adoratie te veinzen.

“Laat je niet voor de gek houden,” lachte Havan, “ik heb mevrouw Brandt in de gevangenis gesproken en jouw vriendje hier de hele conversatie verteld. Hij hoefde het alleen maar te herkauwen om jouw bewondering te oogsten.”

“Alles bevestigde slechts de hypothese die ik al opgesteld had.”

“Maar verzuimde met mij te delen, kennelijk.”

“Je hoeft je niet te verdedigen,” zei Jazzmine Firenze en kuste Saariaho op de wang. “Ik aanbid je toch wel.”

“Ik neem aan dat het meisje herenigd is met haar moeder,” zei Havans moeder.

“Gelukkig wel,” reageerde Havan; toen richtte ze zich tot Jazzmine Firenze: “Ik neem aan dat je het Saariaho al verteld hebt, maar ik ben toch wel benieuwd hoe jij bij de zaak betrokken bent geraakt.”

“Jolie zit in de klas bij Brandi, de dochter van een vriendin van mij, Witt. Nadat het misgelopen was met hem daar ben ik bij haar gaan wonen.”

“Witt heeft dus tegen me gelogen toen ze beweerde geen idee te hebben waar je was.”

“Dat heb ik haar gevraagd. Ik was in de war, was achteraf gezien misschien wel licht psychotisch en had rust nodig om mezelf te hergroeperen. En geloof me, kinderen eisen al je aandacht op zodat er geen tijd overblijft om aan je met je eigen toestanden bezig te houden. Het is goede therapie, dat was het althans voor mij.”

“Je eerdere ervaringen daar waren anders. Het tegendeel zelfs, zou ik zeggen. Waarom dacht je daar weer tot jezelf te kunnen komen?”

“Het liep toen fout vanwege de ex die de kinderen tegen mij opstookte. Omdat Witt inmiddels ingezien had hoe toxisch de invloed van hem was had ze het contact met hem verbroken en het klaargespeeld via de rechter een omgangsverbod te regelen. En dat was te merken want de kinderen waren niet meer hatelijk en gemeen. Eigenlijk best wel te harden, intussen.”

“En dat wist je toen je naar Witt terugging?”

“Natuurlijk. Zij is mijn beste vriendin. We vertellen elkaar alles.”

“Jullie elkaar blijkbaar niet,” merkte Havan lichtelijk geamuseerd op.

“Hoe dan ook, toen ik Brandi een keer van school haalde zag ik Dana er rondhangen. Ik was ruim op tijd, de school was nog niet uit, en ik knoopte een gesprekje met haar aan. Ze hield zich op de vlakte maar ik merkte dat ze erg op haar hoede was. Er was iets niet in de haak. Toen ik haar een tijdje later weer zag heb ik haar uitgenodigd voor een kop koffie maar dat sloeg ze af. Ik kon zien dat ze me niet vertrouwde, hoewel ik er helemaal geen aanleiding toe gaf. Weer een paar dagen later zag ik haar in een kledingwinkel. Ze ging een pashokje binnen en kwam er even later weer uit met een pruik van lang blond enigszins krullend haar. Ik werd nieuwsgierig en volgde haar. Je raadt het al, ook ik was getuige van de eerste moord. En daar was Saariaho dus ook. Sindsdien volg ik de hele zaak op de voet en heb een paar keer moeten ingrijpen om de zaak niet te laten ontsporen. Ik liet me eerst arresteren en later papte ik aan met Messi aka Ronaldo, om hem in de val te lokken.”

“Hoe kwam je eigenlijk bij hem uit?”

“Van Dana. Ik heb haar aangesproken toen ze bij jou wegging. Ik kon haar er eindelijk van overtuigen dat ik goed volk ben. Ik liet haar een foto zien van ons samen en legde de huidige situatie min of meer aan haar uit. Ik deed me voor als jouw beschermengel en dat klonk haar vanzelfsprekend in de oren. Natuurlijk, want dat ben ik ook.”

“Ze volgde me constant en ik had niks in de gaten,” gaf Saariaho beschaamd toe.

“Je hebt haar kennelijk goed opgeleid in het vak,” zei Havan.

“Ik heb haar helemaal niet opgeleid.”

“Maar ik heb goed opgelet.”

“In elk geval kun je nu die meisjesonderbroek eindelijk weggooien, Havan.”

Zowel Jazzmine Firenze als Havans moeder keken haar niet begrijpend aan.

“Je moet erbij zijn geweest om het te snappen,” ging hij verder.

“Helemaal niet,” reageerde Havan. “Ik heb die gevonden op de plek waar Jolie in het park misbruikt is. Ik ben er absoluut niet zeker van dat degene die haar dat werkelijk aangedaan heeft dood is. Messi aka Ronaldo zei zelf dat hij nog niet klaar was. Ik heb die onderbroek niet weggegooid, maar juist aan de Forensische Dienst gegeven.”

“Ik sluit nog steeds niet uit dat het Brandt senior was die haar bij die parkgangers weggehaald heeft en dat die oude mannen om de aandacht van hun eigen perverse handelingen af te leiden verzonnen hebben dat ze in die bosjes misbruikt is.”

“Dat zal het onderzoek uitwijzen. Hopelijk.”

“Hopelijk. Anders blijven we zitten met een erg naar los eindje.”

“En moeten we misschien Jolie vragen om te vertellen wat daar die dag gebeurd is.”

“Daar zal Dana niet blij mee zijn,” zei Jazzmine Firenze.

“Ik ook niet,” zei Saariaho.

“Ik ook niet,” zei Havan.

“Jullie vormen echt een goed team,” zei Havans moeder nog maar eens.

Een dag later kwam de uitslag. Er waren geen bruikbare DNA-sporen aangetroffen. Weer een dag later stond in de krant het bericht dat Brandt senior vermoord was, door een mes in de rug. Nog geen uur later was Messi aka Ronaldo opgepakt. Hij ontkende zijn vriend te hebben omgebracht maar niemand geloofde hem. Saariaho daarentegen meende dat het goed mogelijk was dat hij er niets mee te maken had. Dana was immers in haar jeugd topscorer geweest bij de nationale jeugdhandbalploeg en hij kon zich voorstellen dat ze meende dat het voor eens en voor altijd uitschakelen van de aanhoudende dreiging die haar schoonvader vormde een voorwaarde was om in alle rust haar dochter te kunnen opvoeden. Saariaho keurde het niet goed, maar hij was niet van plan er Giselle over in te lichten. Hij begreep het wel.

​

220823 – 121023

​

​

​

​

Klik hier voor deel 2, DE OMA'S UIT DE HEL.

​

​

​

​

​

​

​

 

 

 

 

 

​

​

​

bottom of page